Woensdag 11 januari 2023

Woensdag  11 januari 2023
08.30 - 09.20 uur Sport
12.10 - 12.40 uur Pauze
09.20 - 10.10 uur  Woordenschat Spreken
thema vrije tijd
12.40 - 13.30 uur Grammatica
Gebruik van 'te' bij een werkwoord
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur 
10.30 - 11.20 uur Woordenschat
Thema Vrije Tijd       /Spreken
11.20 - 12.10 uur Disk
Zelfstandig werken Vrije Tijd
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Woensdag  11 januari 2023
08.30 - 09.20 uur Sport
12.10 - 12.40 uur Pauze
09.20 - 10.10 uur  Woordenschat Spreken
thema vrije tijd
12.40 - 13.30 uur Grammatica
Gebruik van 'te' bij een werkwoord
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur 
10.30 - 11.20 uur Woordenschat
Thema Vrije Tijd       /Spreken
11.20 - 12.10 uur Disk
Zelfstandig werken Vrije Tijd

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema: vrije tijd

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 3 - Slide

de gymdocent
  • een leraar waarvan je gymles krijgt
  • een docent die sportlessen geeft 
  • Zin: Mijn favoriete vak op school is gym, omdat de gymdocent zo aardig is.
  • Zin: Als ik klaar met mijn middelbare school ben, dan wil ik graag een opleiding volgen om gymdocent te worden.

Slide 4 - Slide

de gymles
  • de les waarbij je oefeningen doet om je lichaam sterk te maken
  • de les in gymnastiek
  • Zin: Mijn klasgenoot heeft gisteren bij de gymles haar enkel verstuikt.
  • Zin: Wij hebben vandaag tafeltennis en voetbal gespeeld in de gymles.

Slide 5 - Slide

het materiaal
  • alles waarmee je iets kunt doen 
  • wat je nodig hebt om iets te maken 
  • Zin: Mijn docent zegt dat wij vanmiddag gaan knutselen, en het materiaal dat we daarvoor nodig hebben is een schaar en lijm.
  • Zin: Ik ga van de zomer kamperen met mijn zusje, dus we zijn nu alvast al ons materiaal bij elkaar aan het zoeken.

Slide 6 - Slide

de outfit
  • de kleding die je draagt;
  • Zin: Mijn vriendinnen en ik gaan samen naar een concert, dus we gaan morgen alvast winkelen voor een nieuwe outfit.
  • Zin: Als ik een sollicitatiegesprek heb, dan ga ik altijd in een hele nette outfit.

Slide 7 - Slide

de tennisser
  • iemand die tennist
  • iemand die tennis speelt
  • tegenstelling: tennisster
  • Zin: De tennisser was heel erg goed, want hij versloeg zijn tegenstander.
  • Zin: Mijn grote broer is uitgekozen als beste tennisser van ons dorp en daardoor mag hij een wedstrijd spelen tegen andere tennissers die ook heel erg goed zijn.

Slide 8 - Slide

Heb jij een favoriete outfit?
A
ja
B
nee
C
weet ik niet

Slide 9 - Quiz

Maak een zin met de " gymdocent"

Slide 10 - Open question

Leg in je eigen woorden uit wat het betekent:
het materiaal

Slide 11 - Open question

Wat vind jij het leukste aan de gymles?

Slide 12 - Open question

Welke bal gebruikt de tenniser?
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 14 - Slide

Als wij................ hebben dan moeten wij ons omkleden en ander schoenen aan doen.

Slide 15 - Open question

Het is vandaag heel erg warm buiten, dus ik ga nu naar huis om een andere ............... aan te trekken.

Slide 16 - Open question

De ...................... zegt dat we goed moeten luisteren als we uitleg krijgen over wat we vandaag gaan doen.

Slide 17 - Open question

Als wij morgen gaan klimmen, dan moeten we wel het juiste.................. meenemen.

Slide 18 - Open question

Mijn ouders kijken graag naar tennis, en dan vooral naar hoe enthousiast de .......................speelt.

Slide 19 - Open question

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: 
de tennisser
de gymdocent
de gymles
het materiaal
de outfit

Slide 20 - Slide

Wat is vrije tijd?
Vrije tijd is tijd op een dag waarop je niet verplicht iets hoeft te doen. Je hoeft niet te werken, je hoeft niet naar school en je hoeft geen opdrachten thuis te doen.

Slide 21 - Slide

Spreken (onderwerp: vrije tijd)
Aan het einde van de les:
  • kan je vragen stellen aan een klasgenoot over het thema vrije tijd;
  • kan je antwoord geven op een vraag van een klasgenoot over het thema vrije tijd.

Slide 22 - Slide

De opdracht
  1. Je krijgt van de docent een papier met een vraag. 
  2. Je loopt rustig door de klas. Als de docent het zegt, zoek je een andere klasgenoot op die dicht bij jou staat.
  3. Je stelt de vraag aan je klasgenoot. De klasgenoot geeft antwoord op de vraag. Daarna stelt de klasgenoot de vraag aan jou. Jij geeft antwoord op de vraag.
  4. Allebei de vraag gesteld en antwoord gegeven? Dan RUIL je van papier en loop je door de klas. We starten opnieuw. 

Slide 23 - Slide

Pauze
timer
20:00

Slide 24 - Slide

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Vrije Tijd.


Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 25 - Slide

Pauze
timer
30:00

Slide 26 - Slide

Grammatica Les 30
Vandaag gaan we WERKWOORDEN MET 'TE' behandelen
Aan het eind van de les weet  je hoe je deze woorden   moet vervoegen en schrijven.

Slide 27 - Slide

Werkwoorden met 'te
Een aantal werkwoorden kun je met 'te" gebruiken.
Het tweede hele werkwoord in de zin ( met 'te ervoor) staat dan meestal achteraan in de zin.
Vooral in gesproken taal wordt hierbij soms 'om 'gebruikt:
vragen om te blijven

Slide 28 - Slide

Voorbeelden:
Karel staat op de trein te wachten.
Marieke zit aan de tafel te eten.
De hond ligt op de grond te slapen.
De meester vraagt de leerling om nog even te blijven.
staan te ...............
zitten te .......................
hangen te ....................
liggen te ..................
lopen te ...................
proberen ( om ) te ......................
vragen ( om ) te ............................
vergeten ( om ) te .........................
beloven ( om ) te ........................

Slide 29 - Slide

OPMERKING
Het woordje 'te' kan ook voor een bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden:
Ik ben te moe.
De koffer is te zwaar.
Dit touw is te kort.

Slide 30 - Slide

SCHEIDBARE WERKWOORDEN
Bij scheidbare werkwoorden komt bij gebruik van werkwoorden zoals:
beginnen; vragen; proberen; vergeten en zitten; 'te' tussen het eerste en het tweede deel.
vragen/ doorlopen: De agent vraagt de mensen (om) door te lopen.
proberen/opbellen: Femke probeert haar vriendin op te bellen.
vergeten/ dichtdoen: Vergeet je niet (om) de ramen dicht te doen?
zitten/ uitrusten:  Mijn moeder zit op de bank uit te rusten.

Slide 31 - Slide

OEFENINGEN 
Maak de oefeningen op het werkblad, lees goed !
Als iedereen klaar is , kijken we het samen na!

SUCCES!

Slide 32 - Slide

Antwoorden Oefening 1
  1. Hij loopt te bibberen.
  2. Hij zit te schrijven.
  3. Hij loopt te zingen.
  4. Hij zit te bellen. 

Slide 33 - Slide

Antwoorden oefening 2
  1. lig/ te lezen
  2. begint/ te praten
  3. vraag/ te doen
  4. beloof/ te helpen
  5. vraagt/ te komen 

Slide 34 - Slide

Antwoorden oefening 3
  1. Op wie sta je te wachten?
  2. Wat zit je te doen?
  3. Wat probeer je te maken?
  4. Naar wie sta je te kijken?
  5. Hoef je vandaag niet te werken? 

Slide 35 - Slide

Antwoorden oefening 4 
  1. vraagt/ door te werken
  2. Vergeet/ dicht te doen
  3. ligt/ uit te rusten
  4. probeer/ op te bellen
  5. begint/ op te ruimen 

Slide 36 - Slide

Antwoorden oefening 5
  1. Ik probeer zijn naam te onthouden.
  2. Ik beloof morgen om 10 uur te komen.
  3. Maria begint flink door te werken.
  4. Hasan vergeet te betalen. 

Slide 37 - Slide

Rekenen

Slide 38 - Slide