Bb 2-11-2021
1 / 47
Lesson duration is: 120 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
kopen
krijgen
lezen
lopen
rijden
schrijven
sluiten
spreken
springen
vechten
gesprongen
gesproken
gelezen
geschreven
gesloten
gelopen
gereden
gekregen
gekocht
gevochten
Slide 15 - Drag question
kopen
krijgen
lezen
lopen
rijden
schrijven
sluiten
spreken
springen
vechten
sprong
sprak
las
schreef
sloot
liep
reed
kreeg
kocht
vocht
Slide 16 - Drag question
Slide 17 - Slide
Ken je een wederkerend werkwoord?
Slide 18 - Mind map
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Zijn er wederkerende werkwoorden in jouw moedertaal?
A
ja
B
nee
C
weet ik niet
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Altijd met zich of soms?
zich haasten
zich haasten
A
Altijd
B
Soms
Slide 28 - Quiz
Altijd met zich of soms?
zich vergissen
zich vergissen
A
Altijd
B
Soms
Slide 29 - Quiz
Altijd met zich of soms?
zich snijden
zich snijden
A
Altijd
B
Soms
Slide 30 - Quiz
Slide 31 - Slide
Aisha wast ____ haar baby.
zich of - ?
zich of - ?
A
zich
B
-
Slide 32 - Quiz
Hans brandt ____ zijn vingers aan de kachel. zich of - ?
A
zich
B
-
Slide 33 - Quiz
Jan snijdt ____ het brood.
zich of - ?
zich of - ?
A
zich
B
-
Slide 34 - Quiz
Hij heeft ____ nog nooit gebrand. zich of - ?
A
zich
B
-
Slide 35 - Quiz
Slide 36 - Slide
Wij vragen .......... af wanneer de lockdown afgelopen is.
Slide 37 - Open question
De kinderen vervelen ........ nooit op school.
Slide 38 - Open question
Ik vergis ...... in de datum.
Slide 39 - Open question
Hij ergert........aan de herrie.
