This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Vul een ander werkwoord in om te horen of het met een d of t is.
Voorbeeld: Ik word... opgehaald.
Ik loop opgehaald / ik loopt opgehaald
Hij loopt het hier niet leuk
Hij loop het hier niet leuk.
Als je twee of meerdere woorden aan elkaar plakt, dan noemen we dat een samenstelling.
Als je deze aan elkaar plakt, heb je soms een tussenletter nodig, zoals -en, -e of -s.
paard + stal
wordt
paardenstal
groente + soep
groentesoep
want
groenten/groentes
Bijvoorbeeld:
rijst + vlaai
rijstevlaai
lach + bek
lachebek
maan + schijn
maneschijn
dorp + kern
dorpskern
station + straat
stationsstraat
Vervang tweede deel: stationshal, dan hoor je de tussen -s