6.2 Voedselrelaties

6.2 Voedselrelaties en kringlopen
  • Je kunt de groepen organismen in de kringloop van stoffen onderscheiden.
  • Je kunt de kringloop van koolstof beschrijven.
  • Je kunt biologisch afbreekbaar afval en niet-biologisch afbreekbaar afval onderscheiden.
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

6.2 Voedselrelaties en kringlopen
  • Je kunt de groepen organismen in de kringloop van stoffen onderscheiden.
  • Je kunt de kringloop van koolstof beschrijven.
  • Je kunt biologisch afbreekbaar afval en niet-biologisch afbreekbaar afval onderscheiden.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Voedselketen
Een voedselketen of voedselweb begint altijd met een plant!
In een voedselketen noemen we planten de producenten.
De andere dieren in de voedselketen noemen we consumenten.

Slide 3 - Slide

Producenten
  • Planten maken voedsel aan door fotosynthese.  Dit voedsel wordt gebruikt door mensen en dieren.
  • Bladgroenkorrels spelen een belangrijke rol.
  • water + koolstofdioxide --> glucose + zuurstof
  • Glucose bevat veel energie.

Dus een wortel bevat voedsel, gemaakt door de plant. 

Slide 4 - Slide

Fotosynthese
Zonlicht
Koolstofdioxide
Glucose
Zuurstof
Water

Slide 5 - Drag question

Voedselketen
  • Pijltje = Wordt gegeten door
  • dus: alg wordt gegeten door watervlo
  • watervlo wordt gegeten door baars
  • baars wordt gegeten door reiger

Slide 6 - Slide

Voedselketen
  • Als een organisme wordt opgegeten, komt het terecht in een ander organisme.
  • Ecosysteem: elke stof doorloopt een kringloop.
  • Planteneters - herbivoren.
  • Vleeseters - carnivoren.
  • Alleseter - omnivoren
  • Voedselketen: reeks soorten waarbij elke soort voedsel is voor de volgende.  Elk item is een schakel.
  • De eerste schakel is altijd een plantensoort.

Slide 7 - Slide

Consumenten
  • Dieren eten / consumeren de energierijke stoffen die planten maken.
  • Het dier dat de plant eet = planteneter (herbivoren)
  • Dieren die andere dieren eten zijn vleeseters (carnivoren)

Slide 8 - Slide

Schakels
Een voedselketen bestaat uit schakels
plant = eerste schakel = producent
planteneter = 2e schakel, noemen we consument v/d 1e orde
vleeseter = 3e schakel, noemen we consument v/d 2e orde
volgende = consument 3e orde etc etc

gras             -->               konijn               -->                 vos
producent       consument 1e orde               consument 2e orde

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Afvaleters
  • Niet alle organismen worden gegeten.
  • Dode resten van planten en dieren worden gegeten door afvaleters.

Slide 11 - Slide

Afvaleters= eten dode resten van planten en dieren

Slide 12 - Slide

Afvaleters

Slide 13 - Slide

Reducenten
  • Resten die afvaleters achterlaten, worden afgebroken door bacteriën en schimmels --> reduceren.
  • Planten nemen deze stoffen op --> kringloop is rond.

Slide 14 - Slide

Reducenten = bacterien
en     schimmels

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Koolstof wordt in de vorm van een energierijke stof doorgegeven en komt steeds weer vrij door verbranding.

Slide 17 - Slide

Voedselweb
  • Een soort kan ook door veel andere soorten gegeten worden.  Hierdoor ontstaat een web.
  • Dieren die zowel planten als dieren eten --> omnivoren.

Slide 18 - Slide

Afbreekbaar
Biologisch afbreekbaar: stoffen die door reducenten kunnen worden afgebroken

Niet-Biologisch afbreekbaar: stoffen die door reducenten kunnen worden afgebroken

Voorbeelden?

Slide 19 - Slide

Adder
A
Herbivoor
B
Carnivoor

Slide 20 - Quiz

Buizerd
A
Herbivoor
B
Carnivoor

Slide 21 - Quiz

Spitsmuis
A
Herbivoor
B
Carnivoor

Slide 22 - Quiz

Sprinkhaan
A
Herbivoor
B
Carnivoor

Slide 23 - Quiz

Alle dieren uit de
afbeelding zijn
A
Consumenten
B
Producenten

Slide 24 - Quiz

De spitsmuis is een
consument...
A
van de eerste orde
B
van de tweede orde
C
van de derde orde

Slide 25 - Quiz

Welke rol heeft deze
vliegenzwam
A
producent
B
consument
C
afvaleter
D
reducent

Slide 26 - Quiz

Leerdoelen check
  1. Je kunt een voedselketen en een voedselweb maken.
  2. Je weet wat een producent is
  3. Je weet wat consumenten zijn en weet ook wat de 1e orde en 2e orde betekent.
  4. Je weet wat afvaleters en reducenten zijn

Slide 27 - Slide

Waar begint een voedselweb of keten mee?
A
vleeseters
B
planteneters
C
planten

Slide 28 - Quiz

Hoe noemen we bacteriën en schimmels?
A
consumenten
B
reducenten
C
allesetters
D
producenten

Slide 29 - Quiz

Van welke orde zijn vleeseters?
A
consumenten 1ste orde
B
consumenten 2e orde

Slide 30 - Quiz

Waar horen pissebedden bij?
A
producenten
B
consumenten 2e orde
C
afvaleters
D
reducenten

Slide 31 - Quiz

Op welk plaatje zie je een voedselketen?
A
B
C

Slide 32 - Quiz

Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 33 - Quiz

In een voedselketen zijn planten producenten.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

Hoeveel schakels heeft deze voedselketen?
A
4
B
5
C
9
D
3

Slide 35 - Quiz

een konijn eet gras, dit konijn is een ...
A
producent
B
consument van de eerste orde
C
consument van de tweede orde

Slide 36 - Quiz

Een voedselketen:
Paardebloem-> sprinkhaan->kikker
De kikker is een:
A
procucent
B
consument van de 1e orde
C
consument van de 2e orde
D
reducent

Slide 37 - Quiz