mh1b 4-3-21

Nederlands 4 maart 2021
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands 4 maart 2021

Slide 1 - Slide

Planning
  • Startopdracht - opfrissen werkwoorden/persoonsvorm
  • Theorie: zinsdeelstrepen zetten
  • Oefenopdracht
  • Huiswerkopdracht voor maandag:  
    Digitaal: Grammatica blok 2 - paragraaf 2.5
    IN JE SCHIRFT: over taal blok 1: opdracht 27 + 31
    IN JE SCHIRFT: over taal blok 2: opdracht 28 + 29

Slide 2 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de zin:
De kale en vrolijke man heeft gisteren samen met zijn hond over straat gelopen.

Slide 3 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
De kale en vrolijke man heeft gisteren samen met zijn hond over straat gelopen.

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Zinsdeelstrepen zetten
Je zet zinsdeelstrepen in de zin om te bepalen welke woorden samen één zinsdeel (groepje) zijn. Ieder zinsdeel krijgt vervolgens een naam: persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp of de bijwoordelijke bepaling. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Zinsdeelstrepen zetten
  1.  Bepaal wat de PV is met de tijd- of getalproef.
    Zet een streepje voor en achter de PV.
  2. ALLES VOOR DE PV = ÉÉN ZINSDEEL
    (hier komen dus nooit streepjes)
  3. Zoek in de zin naar andere werkwoorden en zet hier een streepje voor en achter.
  4. Nu ga je de overige zinsdelen bepalen. Dit kan op twee manieren:
    1. Stel vragen over de zin: Wie? Wat? Waar? Wanneer? Hoe? Waarom? Hoe laat?
    2. Hussel de volgorde van de zinnen door elkaar, je zult zien dat sommige woordgroepen altijd bij elkaar blijven. Dit is dan één zinsdeel. 

Slide 8 - Slide

Probeer het maar!
De kale en vrolijke man heeft gisteren samen met zijn hond over straat gelopen.

Slide 9 - Slide

1. Bepaal wat de PV is met de tijd- of getalproef.
Zet een streepje voor en achter de PV.

De kale en vrolijke man | heeft | gisteren samen met zijn hond over straat gelopen.

Slide 10 - Slide

2. ALLES VOOR DE PV = ÉÉN ZINSDEEL
(hier komen dus nooit streepjes)
De kale en vrolijke man | heeft | gisteren samen met zijn hond over straat gelopen.

Slide 11 - Slide

3. Zoek in de zin naar andere werkwoorden en zet hier een streepje voor en achter.
De kale en vrolijke man | heeft | gisteren samen met zijn hond over straat | gelopen |.

Slide 12 - Slide

4. Nu ga je de overige zinsdelen bepalen. Dit kan op twee manieren:
1. Stel vragen over de zin: Wie? Wat? Waar? Wanneer? Hoe? Waarom? Hoe laat?
2. Hussel de volgorde van de zinnen door elkaar, je zult zien dat sommige woordgroepen altijd bij elkaar blijven. Dit is dan één zinsdeel. 
De kale en vrolijke man | heeft | gisteren | samen met zijn hond | over straat | gelopen |.

Wie? = De kale en vrolijke man
Waar? = Over straat
Wanneer? = Gisteren
Met wie? = samen met zijn hond

Slide 13 - Slide

Wat ga je nu doen?
Tot het einde van het lesuur: 
Digitaal: Grammatica blok 2 - paragraaf 2.5

Slide 14 - Slide

Huiswerk maandag 8 maart

  • Digitaal: Grammatica blok 2 - paragraaf 2.5
  • IN JE SCHIRFT: over taal blok 1: opdracht 27 + 31
  • IN JE SCHIRFT: over taal blok 2: opdracht 28 + 29

Slide 15 - Slide

Fijne dag!

Slide 16 - Slide