Havo 4 Hoofd/bijzinnen en voorzetsels

Typ een hoofdzin
1 / 34
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Typ een hoofdzin

Slide 1 - Open question

Typ een bijzin

Slide 2 - Open question

Typ een hoofdzin + een bijzin

Slide 3 - Open question

Typ een hoofdzin + een hoofdzin

Slide 4 - Open question

Typ een bijzin gevolgd door een hoofdzin

Slide 5 - Open question

Typ een hoofdzin waar een bijzin in zit

Slide 6 - Open question

Opdracht 11

Typ telkens het eerste en het laatste woord van de zin en zet er bij een hoofdzin een H voor en bij een bijzin een B. Voorbeeld:

1. H: Hans Parijs - H: maar betalen

Slide 7 - Slide

Typ hier jouw antwoorden van zin 3

Slide 8 - Open question

Typ hier jouw antwoorden van zin 4

Slide 9 - Open question

Typ hier jouw antwoorden van zin 5

Slide 10 - Open question

Typ hier jouw antwoorden van zin 6

Slide 11 - Open question

Typ hier jouw antwoorden van zin 7 + 8

Slide 12 - Open question

Typ hier jouw antwoorden van zin 9 + 10

Slide 13 - Open question

Oefenen met voorzetsels

Slide 14 - Slide

Heb jij ook behoefte ___ een kopje koffie?
A
aan
B
met
C
naar

Slide 15 - Quiz

Gaat zij akkoord ___ het voorstel?
A
aan
B
met
C
naar

Slide 16 - Quiz

Wij zijn bezig ___ een nieuwe les.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 17 - Quiz

We eindigen de les ___ een conversatie.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 18 - Quiz

Heb jij ook zo'n hekel ___ koude koffie?
A
aan
B
met
C
naar

Slide 19 - Quiz

Het ruikt hier ___ benzine.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 20 - Quiz

Ik luister altijd ___ het nieuws van acht uur.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 21 - Quiz

Hij is gestorven ___ een hartaanval.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 22 - Quiz

Twijfel je ___ zijn verhaal?
A
aan
B
met
C
naar

Slide 23 - Quiz

Hij is verslaafd ___ drugs.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 24 - Quiz

Ik kan niet wennen ___ deze cultuur.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 25 - Quiz

Zij vraagt altijd ___ jou.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 26 - Quiz

Wat verlang ik ___ een weekje zon!
A
aan
B
met
C
naar

Slide 27 - Quiz

Ik ben tevreden ___ deze nieuwe pen.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 28 - Quiz

Wij zoeken ___ een goede oplossing.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 29 - Quiz

Mijn ouders zijn benieuwd ___ het resultaat.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 30 - Quiz

Wij zijn erg blij ___ de baby.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 31 - Quiz

Denk je vaak ___ vroeger?
A
aan
B
met
C
naar

Slide 32 - Quiz

Ik informeer ___ de vertrektijden.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 33 - Quiz

Hij is geopereerd ___ zijn maag.
A
aan
B
met
C
naar

Slide 34 - Quiz