Taal

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Mijn oma is heel erg lief

1. meewerkend voorwerp
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. persoonsvorm

Ik heb een voetbalwedstrijd gehad gisteravond.

    Wat is het werkwoordelijke gezegde?

1. heb gehad
2. voetbalwedstrijd
3. heb
4. voetbalwedstrijd gehad

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

1. Wie of wat + de persoonsvorm
2. Wie of wat + onderwerp + gezegde
3. Aan wie of voor wie
4. In een andere tijd zetten

De jongen geeft de paarden voer.

1. lijdend voorwerp
2. persoonsvorm
3. meewerkend voorwerp
4. bijvoeglijk naamwoord

Jouw fiets is gisteren gestolen.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Mijn kat ligt onder de tafel te slapen.

Zoek het voorzetsel.

1. kat
2. tafel
3. onder
4. mijn

Mijn moeder rijdt in een zwarte BMW.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

Zij heeft geen plaatjes gemaakt.

Wat is het onderwerp?

1. zij
2. heeft
3. gemaakt
4. plaatjes

Hij heeft een voetbal gewonnen.

1. meewerkend voorwerp
2. lijdend voorwerp
3. onderwerp
4. persoonsvorm

De gele betonnen muur is gescheurd.

Zoek het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

1. gele
2. betonnen
3. muur
4. gescheurd

Het heeft al de hele ochtend geregend.

Zoek het voltooid deelwoord.

1. heeft
2. ochtend
3. heeft geregend
4. geregend

De juf vertelde de klas een verhaal.

meewerkend voorwerp

onderwerp

persoonsvorm

lijdend voorwerp

De juf

vertelde

de klas

een verhaal