Examen oefenen 5h - 2025

Examen oefenen 5h
Eindexamen 2023 havo tijdvak I
EXAMENTRAINING KOH 2025
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Examen oefenen 5h
Eindexamen 2023 havo tijdvak I
EXAMENTRAINING KOH 2025

Slide 1 - Slide

Vandaag
Oefenen we met het juist formuleren van antwoorden. 
Examentraining

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Lees tekst 1
Je mag actief lezen. Dus gebruik markeerstift of potlood. 

Slide 4 - Slide

“Het recht om te verdwalen leerde mij juist om de weg terug te vinden”
(regels 47-49). Waar leidt ‘verdwalen’ uiteindelijk toe volgens zowel Gabriels (alinea 7)
als de auteur van tekst 1 (alinea 12-13)?

Slide 5 - Open question

“‘Door al deze nieuwe technologieën dreigen we controle te verwarren
met zorg’, zegt techniekfilosoof Katleen Gabriels.” (regels 67-70)

Slide 6 - Open question

Uit alinea 9 en 10 wordt duidelijk welk gevolg constante surveillance heeft
voor de morele ontwikkeling van kinderen. Welk gevolg is dat?

Slide 7 - Open question

In regels 174-176 heeft Katleen Gabriels het over “verkeerde aannames
over wat het betekent om een goede ouder te zijn”.
Een van die verkeerde aannames is af te leiden uit alinea 15.
Welke verkeerde aanname is dat?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 8 - Open question

In alinea 16 en 17 wordt gesteld dat het negatieve effect van digitale
controle op de ontwikkeling van kinderen wel meevalt.
Geef in eigen woorden weer welke twee verschillende relativeringen voor
dit negatieve effect worden gegeven.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 9 - Open question

In alinea 14 wordt een aantal opmerkingen gemaakt over het feit dat
studenten vaker thuis blijven wonen.
Welk bezwaar zou een kritische lezer tegen die opmerkingen in alinea 14
kunnen inbrengen?
A
Er wordt een verband gesuggereerd tussen vaker thuis blijven wonen en digitale controle dat niet feitelijk wordt aangetoond.
B
Studenten zouden vaker thuis blijven wonen door economische oorzaken, maar het is niet duidelijk hoe belangrijk die oorzaken zijn.
C
Vaker thuis blijven wonen zou komen doordat de digitale leiband te strak staat afgesteld, maar dat is een verkeerde vergelijking.
D
Studenten blijven vaker thuis wonen omdat ouders graag meer controle willen houden over hun kinderen.

Slide 10 - Quiz

Lees tekst 2
Lees de tekst actief door. 
Zet woorden in de kantlijn of onderstreep enkele kernzinnen. 

Slide 11 - Slide

In de eerste twee alinea’s van tekst 2 neemt de auteur twee standpunten
in over internationalisering.
Welke twee standpunten zijn dat?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 12 - Open question

“Internationalisering is in drie opzichten breder en belangrijker.”
(regels 21-22)
Noteer onder elkaar in welke drie opzichten internationalisering volgens
tekst 2 breder is.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 13 - Open question

“veel andere Europese landen doen dat beter” (regels 133-135)
Wat doen veel andere Europese landen beter?
Veel andere Europese landen
A
besteden meer aandacht aan kansengelijkheid voor studenten van laagopgeleide ouders.
B
bieden studenten van laagopgeleide ouders meer kans op internationale ervaring.
C
hebben een betere balans tussen binnenkomende internationale studenten en uitgaande studenten uit eigen land.
D
hebben verhoudingsgewijs meer studenten die een volledige opleiding over de grens volgen.

Slide 14 - Quiz

Welke uitspraak geeft de hoofdgedachte van tekst 2 het best weer?
A
Als we verstandig omgaan met internationalisering in het onderwijs, levert dat uiteindelijk veel economische voordelen op.
B
Hoewel internationalisering in het onderwijs niet alleen maar positieve kanten heeft, is ze zo waardevol dat we die internationalisering moeten stimuleren.
C
Internationalisering in het onderwijs is veel breder dan alleen maar onderwijs in het Engels.
D
Internationalisering is geen gevaar voor het Nederlandse onderwijs, maar we moeten de situatie wel in de gaten houden.

Slide 15 - Quiz

Lees tekst 3
Lees de tekst actief door. 
Zet woorden in de kantlijn of onderstreep enkele kernzinnen. 

Slide 16 - Slide

“Volgens hun recente Internationaliseringsagenda mikken ze doodleuk op
het 'doortrekken (van de) huidige trends'.” (regels 6-9)
Uit alinea 2 en 3 kan worden afgeleid wat met de “huidige trends” wordt
bedoeld.
Om welke twee trends gaat het?

Slide 17 - Open question

Tekst 3 kan na de inleiding worden onderverdeeld in vier opeenvolgende
delen die van de volgende kopjes kunnen worden voorzien:
Deel 1: Oorzaken en gevolgen van de internationalisering
Deel 2: Kritiek op het financieringsstelsel hoger onderwijs
Deel 3: Een alternatief voor de bekostiging
Deel 4: Een nieuw probleem
Bij welke alinea begint deel 1? En bij welke alinea begint deel 2?

Slide 18 - Open question

“Het kan geen toeval zijn dat de uitgaven voor huurtoeslag flink zijn
gestegen sinds 2013, toen de instroom van buitenlandse studenten sterk
ging groeien.” (regels 79-83)
Een kritische lezer zou kunnen wijzen op het gebruik van een drogreden
in bovenstaand citaat.
Welke drogreden is dat?
A
cirkelredenering
B
onjuist beroep op autoriteit
C
onjuist beroep op een oorzaak-gevolgschema
D
overhaaste generalisatie

Slide 19 - Quiz

In alinea 8 noemt de auteur twee positieve effecten die een degressief bekostigingssysteem zal hebben voor het hoger onderwijs. Welke twee positieve effecten zijn dat?

Slide 20 - Open question

In alinea 8 tot en met 11 doet de auteur enkele voorstellen om de
problemen op het gebied van internationalisering op te lossen.
Van welk argumentatieschema wordt vooral gebruikgemaakt om deze
voorstellen te verdedigen?
een argumentatieschema op basis van:
A
autoriteit
B
oorzaak en gevolg
C
vergelijking
D
voorbeelden

Slide 21 - Quiz

“Voor instellingen draagt internationalisering in de kern bij aan de kwaliteit
van onderwijs en onderzoek.” (tekstfragment 1)Citeer uit tekst 3 het zinsgedeelte dat het tegenovergestelde beweert.

Slide 22 - Open question

Overkoepelende vragen 
Overkoepelende vragen bij tekst 2 (Vereng internationalisering
niet tot verengelsing) en tekst 3 (Stop met lokken buitenlandse
studenten)

Slide 23 - Slide

In zowel tekst 2 als tekst 3 komen negatieve gevolgen van
internationalisering aan bod.
Noem de twee negatieve gevolgen van internationalisering die in beide
teksten aan bod komen.

Slide 24 - Open question

“Ben benieuwd of bij mijn voorstel de universitaire bestuurders nog steeds
de zegeningen van internationalisering blijven prediken.” (tekst 3,
regels 178-181)
Zou bij dit voorstel uit tekst 3, een degressief bekostigingssysteem, de
auteur van tekst 2 nog steeds voor internationalisering pleiten en
waarom?
A
Ja, want de financiële kosten voor internationalisering vallen in het niet bij de economische voordelen die internationalisering oplevert.
B
Ja, want internationalisering is meer dan alleen maar de komst van buitenlandse studenten naar Nederland.
C
Nee, want de basis voor uitwisseling van economische, culturele en diplomatieke contacten wordt dan te smal.
D
Nee, want er is dan geen sprake van een financiële balans tussen inkomende buitenlandse en uitgaande Nederlandse studenten.

Slide 25 - Quiz

Geef aan of de visie van tekstfragment 2 het best past bij tekst 2 of bij tekst 3 en leg uit waarom.
Vul de onderstaande zin aan tot een correcte en volledige zin en gebruik voor je aanvulling niet meer dan 30 woorden. De visie van tekstfragment 2 past het best bij tekst … omdat ….

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Video

EINDE

Slide 28 - Slide