This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Video
toetsvoorbereiding
Kijk ook op Nieuws Nederlands online
Daar vind je vaak extra oefeningen.
Volgende week gaan we nog een paar keer oefenen.
Slide 2 - Slide
Beeldspraak
Slide 3 - Slide
Je buien maken vlekken
Op mijn hagelwit humeur
Ik heb m`n handen op je heupen
Maar m`n hoofd is bij de deur
Slide 4 - Slide
Lesdoel
Je kunt beeldspraak herkennen in een tekst
en uitleggen wat het betekent.
Slide 5 - Slide
Vergelijking
Bij een vergelijking wordt iets uit de werkelijkheid/object (mens, dier of ding) vergeleken met een beeld. Ze staan dus beide in een zin. (object en beeld)
Hij is zo bleek als een lijk. werkelijkheid beeld object
Slide 6 - Slide
Dat meisje is zo onschuldig als een lammetje
werkelijkheid beeld
Slide 7 - Slide
Metafoor
Bij een metafoor wordt het beeld alleen genoemd, de werkelijkheid wordt niet genoemd.
Het is hier een zwijnenstal, ruim op! beeld
De werkelijkheid is bijvoorbeeld een slaapkamer.
Slide 8 - Slide
Metafoor
Dat schaap is er alweer ingetrapt.
Een reus van een kerel.
De overheid gaat snoeien in de uitgaven. (verminderen)
Het regent klachten bij de zorginstelling.
Slide 9 - Slide
Hoge bomen vangen veel wind
Slide 10 - Slide
Personificatie
Een levenloos ding wordt voorgesteld als een persoon.
Een rilling loopt een rondje op m'n rug. Het gevaar loerde op elke straathoek. De toekomst lacht je toe.
Slide 11 - Slide
Even de neuzen tellen.
Slide 12 - Slide
Metonymie
De beeldspraak berust niet op een vergelijking, maar op een specifieke eigenschap van het object.
1 Je noemt een deel in plaats van het geheel
Even de neuzen tellen 2 Je noemt het geheel in plaats van een deel Nederland moet nu eindelijk weer eens naar een EK.
Slide 13 - Slide
Metonymie
3 Je noemt het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp Hij won goud 4 Je noemt een aardrijkskundige naam, maar je bedoelt het product dat daarmee verbonden is.
Ik eet het liefst Edammer
Slide 14 - Slide
Metonymie
5 Je noemt plaats/ruimte, maar je bedoelt de mensen die daar zijn. De zaal gaf een enorm applaus. 6 Je noemt de producent, maar je bedoelt het product: een Apple 7 Je noemt de eigenschap, maar je bedoelt de persoon Die lange
Slide 15 - Slide
Hyperbool
De inhoud van de mededeling wordt enorm vergroot.
Je maakt mij kapot.
Hij barst van het geld.
Ik word stapelgek van die man.
Ik verveel me dood.
Slide 16 - Slide
Het lijkt alsof het een beetje heeft geregend.
Slide 17 - Slide
Understatement
- Met een understatement zwak je de mededeling af.
- Je zegt dat iets minder mooi, groot of belangrijk is dan in
werkelijkheid.
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Voorbeelden understatement
- Als je een één voor die toets hebt gekregen, zul je wel een paar
foutjes gemaakt hebben.
- Die regisseur heeft met zijn speelfilms ongetwijfeld een paar
centjes verdiend.
- Mijn steenrijke oom heeft een stulpje aan de Rivièra gekocht.
Slide 20 - Slide
Eufemisme
- Een eufemisme is een manier om iets verzacht uit te drukken. - Door een eufemisme te gebruiken kan je iets wat onaardig is
zeggen of schrijven zonder dat het onaardig, gruwelijk of vies
klinkt.
Wij hebben thuis een interieurverzorgster.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Voorbeelden eufemisme
- Volgens mij is er aan jou een steekje los!
- De dierenarts heeft de hond laten inslapen. - De directie wil het personeelsbestand afslanken.
- Hij heeft te diep in het glaasje gekeken.
- Mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt.
Slide 23 - Slide
Beeldspraak is altijd figuurlijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 24 - Quiz
'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
-
Slide 25 - Quiz
Welke vorm van beeldspraak herken je? De samenleving is ziek.
A
metafoor
B
metonymia
C
vergelijking
D
personificatie
Slide 26 - Quiz
'Zij zingt als een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor
D
personificatie
Slide 27 - Quiz
'Geef mij nog eens een glas'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
hyperbool
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia
Slide 28 - Quiz
Welke vorm van beeldspraak? Mijn ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven voor mij.