Unit 1 - England: The North West - Lesson 4 - Reading - grammar

1 / 40
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Heb jij je huiswerk gemaakt?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Huiswerk wel gemaakt? Hoe ging het? Was het moeilijk/makkelijk?

Huiswerk niet gemaakt? Waarom niet?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Goals
At the end of this lesson...
  • you know how to use 'Versterkende bijwoorden en voorzetsels' in English.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Lees deze tekst:

Slide 10 - Slide

Kies het juiste versterkende woord:

The dragon’s breath was .... hot that the prince burned his arm.
A
extremely
B
quite
C
so

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste versterkende woord:

This story is ... scary for me. I can’t continue reading..
A
perfectly
B
seriously
C
too

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste versterkende woord:

I’m ... certain that the book will end well, but it could surprise me
A
too
B
quite
C
seriously

Slide 13 - Quiz

Versterkende bijwoorden

  • Je kunt een versterkend bijwoord gebruiken om de betekenis van het volgende woord te versterken. 

  • Ze staan voor het woord waarover ze iets zeggen.

  • That level is incredibly difficult.
  • He is so strong


Slide 14 - Slide

Crocodiles are ... dangerous animals
A
so
B
extremely

Slide 15 - Quiz

It is a ....... long flight to Australia
A
very
B
sometimes

Slide 16 - Quiz

Matthew is ....... lazy
A
still
B
incredibly

Slide 17 - Quiz

We are ....... excited about going to the amusement park
A
so
B
all

Slide 18 - Quiz

I ....... love Christmas!
A
very
B
really

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Voorzetsels van plaats
  • Je gebruikt voorzetsels van plaats om aan te geven waar iemand is. 

  • Bijvoorbeeld:

  • De muis staat achter de bank
  • The mouse is behind the couch



Slide 23 - Slide

Voorbeeld:
  • I'm standing behind the chair.

  • I'm standing in front of the chair.

  • I'm standing next to the chair.

  • I'm standing between the chairs.

  • I'm standing on the chair.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Plaats de voorzetsel in het huisje
in
above
behind
in front of
next to

Slide 26 - Drag question

2

Slide 27 - Video

01:50
Hoe vertaal je: ik zit op school nu
A
I am at school now
B
I am on school now

Slide 28 - Quiz

02:15
Hoe vertaal je: ik zie je bij de bioscoop.
A
I will see you by the cinema.
B
I will see you at the cinema.

Slide 29 - Quiz

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

We can choose ____two starters.
A
at
B
in
C
on
D
between

Slide 30 - Quiz

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

Do you put sugar __ your coffee?
A
at
B
on
C
in
D
above

Slide 31 - Quiz

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

The vase is __ the dining table.
A
at
B
on
C
in
D
above

Slide 32 - Quiz

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

We live __ the train station
A
at
B
on
C
in
D
near

Slide 33 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in:

I sit ... my classmate
A
besides
B
next to
C
in front of

Slide 34 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in:

I live .... Lutten
A
at
B
under
C
in

Slide 35 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in:

I’ve got a black hood on my head, and a leather belt ....
my waist, that I made myself.
A
behind
B
in
C
around

Slide 36 - Quiz

*1.4: 4, 5, 6, 7 

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Wat hebben we vandaag geleerd?

Slide 39 - Open question

Vragen?

Slide 40 - Open question