Dyscalculie

DYSCALCULIE 
1 / 48
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

DYSCALCULIE 

Slide 1 - Slide

Veerle
Schooldoelen OA 2F
Je legt uit wat dyscalculie is en je benoemt 3 interventies die een onderwijsassistent kan inzetten voor een leerling met dyscalculie.
Je legt uit wat het protocol ERWD is en hoe deze op basisscholen wordt ingezet. Je laat aan de hand van een voorbeeld zien hoe de vier hoofdlijnen in de rekenwiskundige ontwikkeling verloopt.

Woorden van de dag!


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Neem er 1000 en tel er 50 bij op.
Tel er 1000 bij op.
Tel er nog eens 30 en dan 1000 bij op.
Tel er nog 20 bij op.

= Wat is het juiste antwoord?
A
4000
B
3100
C
2000
D
3500

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Dyscalculie

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat is dyscalculie? 
Dyscalculie betekent letterlijk ‘niet kunnen rekenen’. Het is net als bij dyslexie in feite een andere term
voor ernstige en hardnekkige problemen bij het aanleren van bepaalde schoolse vaardigheden.

 In dit geval zijn dat problemen met het leren oproepen en toepassen van reken- en
wiskundekennis. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Dyscalculie?!
Het cijfer drie wordt op verschillende manieren opgeslagen in de hersenen:
- Het woord drie;
- Het cijfer 3;
- De hoeveelheid 3.

Waar gaat het mis?!

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hmm... Lastig!
 Deze drie aspecten bevinden zich in drie verschillende hersengebieden. 
Een van deze
drie speelt ook een rol bij dyslexie.
 Daarnaast is bij rekenen ook nog het frontale hersengebied van
belang, dat een rol speelt bij planning en probleemoplossing.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Hoe komt het dat leerlingen dyscalculie krijgen?
timer
2:00
A
Door te weinig oefenen met rekenen of getallen
B
Door weinig te lezen
C
Het is erfelijk bepaald bij de geboorte
D
Veel rekensommen te maken

Slide 9 - Quiz

Fatima:

Leerlingen met dyscalculie hebben dit vaak van hun ouders geërfd. Het is aangeboren. Denk eraan: als een leerling niet zo goed is in rekenen, betekent dit niet dat die persoon dyscalculie heeft. 


Wat zouden veel voorkomende gedragsproblemen kunnen zijn bij leerlingen met dyscalculie?
A
Een laag werktempo
B
Onzekerheid en faalangst
C
Impulsiviteit
D
Zwakker korte-termijn geheugen

Slide 10 - Quiz

Veerle:

- toelichten adhv eigen ervaringen

Anton Horeweg:
- leerstof doorzien en essentie herkennen
- moeite met plannen door slecht tijdsbesef
- informatie organiseren en oplossingen verzinnen
- passieve houding, gebrek aan motivatie
- instructie onthouden gaat lastig
- reflecteren niet op eigen werk omdat ze zichzelf niet goed kunnen controleren
Feiten
  • 2-4% van alle kinderen
  • Zowel jongens als meisjes
  • Laag geboortegewicht, vroeggeboorte of alcoholgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap lijken invloed te hebben
  • Erfelijkheid
  • Comorbiditeit bij dyscalculie is hoog. Concrete voorbeelden hiervan zijn dyslexie en ADHD. ​
  • Samenhang tussen dyscalculie en dyslexie ​
  • Dyscalculie komt ongeveer even vaak voor als dyslexie
  • Vaststellen lang traject + voordelen?






Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Ontluikende gecijferdheid

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Klik op de link op de volgende pagina.

Lees de kenmerken van dyscalculie bij de kleuters óf groep 3.
Schrijf op wat je herkent bij kinderen op jouw stage.





Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Link

This item has no instructions

ERWD protocol
Ernstige Reken - Wiskundeproblemen en Dyscalculie

Lees het protocol.

(zie ook de links op de volgende 2 pagina's )

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Link

This item has no instructions

Slide 18 - Link

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

Fatima:

Benoemen dat er een soort, maar ook een combinatie van 1 of meer soorten plaatsvindt bij diagnose. 

1. Semantische geheugendyscalculie: Wanneer het voor iemand moeilijk is om de kennis over rekenen die eerder is aangeleerd op te roepen vanuit het langetermijngeheugen, wordt er gesproken van semantische geheugendyscalculie. 
2. Procedurele dyscalculie:
Kleine stapjes in het rekenen vergeten of worden deze stappen overgeslagen. Deze vorm is goed te herkennen doordat deze mensen gebruik blijven maken van methoden die meer geschikt zijn voor een beginnende rekenaar. Denk bijvoorbeeld aan het tellen op de vingers om een som op te lossen.
3. Visueel-ruimtelijke dyscalculie:
Kinderen met de visueel-ruimtelijke dyscalculie vinden het lastig om hoeveelheden op een goede manier te begrijpen. Ze weergeven getallen bijvoorbeeld verkeerd om (23 wordt 32) of spreken ze andersom uit. Daarmee in verband staat dat ze het moeilijk vinden om getallen in te delen in eenheden, tientallen, honderdtallen, duizendtallen etc. 
4. Getalkennisdyscalculie:
Wanneer er sprake is van getalkennisdyscalculie, is er gebrek aan basaal inzicht in getallen. De inhoud van een bepaald getal is voor deze kinderen onduidelijk (het symbool 2, betekent bijvoorbeeld 2 voorwerpen). Hierdoor hebben ze moeite met onderdelen zoals een dictee met getallen, het weten welke hoeveelheid bij een aantal voorwerpen past en meetkunde.
4- hoofdlijnenmodel
In groep 6/7/8 van de basisschool heeft meester Tim gemerkt dat sommige van zijn leerlingen moeite hebben met meetkunde en ruimtelijk inzicht. Ze vinden het lastig om figuren te herkennen en te benoemen, en hebben moeite met het begrijpen van ruimtelijke relaties. Meester Tim besluit het 4 hoofdlijnenmodel van het ERWD-protocol toe te passen om deze leerlingen te ondersteunen.

Wat doet de meester bij elke stap?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Casus 1
In groep 3/4 van de basisschool heeft juf Anne gemerkt dat sommige van haar leerlingen moeite hebben met het rekenen met geld. Ze vinden het lastig om de waarde van munten en biljetten te begrijpen en hebben moeite met het tellen van geldbedragen. Juf Anne besluit het 4 hoofdlijnenmodel van het ERWD-protocol toe te passen om deze leerlingen te helpen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Casus 2
In groep 5 van de basisschool heeft meester Jan gemerkt dat sommige van zijn leerlingen moeite hebben met rekenen. Ze vinden het moeilijk om breuken te begrijpen en hebben moeite met het toepassen van vermenigvuldiging en deling. Meester Jan besluit het 4 hoofdlijnenmodel van het ERWD-protocol toe te passen om deze leerlingen te ondersteunen.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Getalkennis dyscalculie
  • Inhoud van een getal is onduidelijk (het symbool 2, betekent bijvoorbeeld 2 voorwerpen)
  • Moeite met onderdelen zoals een dictee met getallen, het weten welke hoeveelheid bij een aantal voorwerpen past en meetkunde. 
  • Moeite met vergelijken of ordenen van getallen


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

0
10
Sleep de getallen op de juiste plaats in de getallenrij
timer
0:30
5
-5
25
30
15
20

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

 Visueel-ruimtelijke dyscalculie
  • Verkeerd uitspreken van getallen (32 - 23).​
  • Hardnekkige problemen met het verkeerd opschrijven van grote getallen (plaatsverwisselingen)​
  • Latere problemen met onderdelen zoals ruimtelijk inzicht


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Schrijf de volgende getallen op:

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Procedurele dyscalculie
  • Het vaak toepassen van een rekenaanpak die normaal is voor jongere kinderen (denk aan het op de vingers tellen)​
  • Veel fouten in de uitvoering van rekenprocedures​
  • Achterstand in het begrip van rekenprocedures​
  • Moeite met de volgorde van de stappen die bij complexe berekeningen moeten worden uitgevoerd
  • Door goede begeleiding op de basisschool kan een groot deel van de rekenachterstand worden teruggedrongen.




Slide 27 - Slide

This item has no instructions

52 +19 = ...
timer
0:05
A
61
B
71

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Foute bewerkingen
52 + 19 = 61

52 + 9 = 61 + 10 = 71

De stap +10 wordt vergeten


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

22 + 7 = ...
timer
0:05
A
92
B
29

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Groepeerfouten
22 + 7 = 92

Cijfers worden omgedraaid, het moet 29 zijn.


Slide 31 - Slide

This item has no instructions

11 x 3 = ...
timer
0:05
A
33
B
14

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Foute bewerkingen
11 x 3 = 14

Het verwarren van +, -, x en :

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

63 - 4 = ...
timer
0:05
A
61
B
59

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Foute bewerkingen
63 - 4 = 61

De 3 en de 4 worden omgewisseld.
Dus

64 - 3 = 61


Slide 35 - Slide

This item has no instructions

 Semantisch geheugen dyscalculie
  • Traag rekenen, waarbij eenvoudige sommetjes (optellen en aftrekken tot twintig en de tafels van vermenigvuldiging) niet geautomatiseerd zijn​
  • Als de antwoorden uit het geheugen worden gehaald (niet worden berekend) worden er veel fouten gemaakt​
  • De tijd die ze nodig hebben om het antwoord uit het geheugen te vinden is zeer wisselend (werkgeheugen)





Slide 36 - Slide

This item has no instructions

5 x 3 =...
timer
0:05

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

4 + 5 =...
timer
0:05

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

siFatima:

Dyscalculie kan je aan de volgende dingen herkennen:

- De leerling heeft moeite met het aanleren van getallen en het automatiseren van rekenfeiten; hij/zij kent bijvoorbeeld nog steeds de tafels niet en simpele sommen zijn vaak al teveel gevraagd.
- De leerling telt nog steeds op zijn/haar vingers of gebruikt andere niet-functionele strategieën.
- De leerling heeft moeite met het inschatten en/of lezen van digitale en/of analoge tijd.
- De leerling heeft moeite met het aanleren, onthouden en toepassen van oplossingsprocedures.
- De leerling heeft moeite met richtingbepaling (bijvoorbeeld een kaart lezen).
- De leerling heeft moeite met ruimtelijk inzicht.
- De leerling haalt cijfers in grote getallen door elkaar (bijvoorbeeld: 34 vs. 43).

Om zeker te zijn dat iemand dyscalculie heeft, kan die persoon aangemeld worden voor een screening naar dyscalculie. 



Bij andere vakken:
  • Moeite met plannen​
  • Moeite met de stapsgewijze aanpak​
  • Maakt moeilijk de koppeling met eerder opgedane kennis​
  • Problemen bij het vasthouden van instructies​
  • Faalangst​
  • Geen interesse in puzzelen en in activiteiten met tellen








Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Hoe ga je hier als docent mee om in de klas?
  • Geef meer tijd om de som te maken​
  • Lesstof duidelijk en geleidelijk opbouwen (drieslag- en handelingsmodel - EDI)
  • Herhaal de stof, maar gebruik daarbij een andere context en andere voorbeelden​
  • Gebruik eventueel een tafelkaart​
  • Ga in gesprek en inventariseer wat wel en niet werkt voor deze leerling​
  • Geef complimenten en moedig de leerling aan. Ontwikkel zelfvertrouwen bij de leerling!​





Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

Veerle:

- Dyscalculie was nog geen erkende leerstoornis: geen extra begeleiding.
- Wiskundetoets met het boek erbij houden: een 6!
Wat weten we nog?
Dyslexie, dyscalculie

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Welke sterke kant past bij iemand met dyslexie?
A
Systematisch
B
Goed kunnen automatiseren
C
Denken in beelden

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Bart zit in groep 6 en heeft dyslexie. Hierdoor is hij vaak faalangstig als hij moet presteren.

Bart moet een toets begrijpend lezen maken. Hoe kun je deze toets het beste aanbieden?
A
De vragen voorlezen. Bart mondeling laten beantwoorden.
B
De vragen voorlezen. Bart schriftelijk laten beantwoorden.
C
Je geeft hem extra tijd om de toets te maken.
D
Je stelt om op z'n gemak. En laat een toets op makkelijk niveau maken.

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een kenmerk van dyscalculie?
A
Maakt vaak omkeringen van getallen
B
Beweegt en schrijft houterig
C
Heeft moeite met communicatie en taal
D
Kan geen tafels leren

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Anisa ziet op tegen de presentatie van haar werkstuk voor haar klasgenoten, terwijl haar schriftelijke werkstuk al met een 8 beoordeeld is.

'Straks kan ik de vragen niet beantwoorden' is een van de gedachtes die haar faalangstig maakt. Wat kan een helpende gedachte zijn?
A
Ik ga een geweldige spreekbeurt over een goed onderwerp houden
B
Ik ga me niet zenuwachtig maken. Je kunt je over zoveel dingen druk maken
C
Ik ga mij ziekmelden. Dan komt de presentatie later. En kan ik nu rust pakken.
D
Ik vind het houden van een spreekbeurt spannend, maar ik weet meer dan mijn klasgenoten.

Slide 47 - Quiz

Tegen je zelf zeggen 'ik ben niet bang, ik ben geweldig, ik ga me dat niet aantrekken' zal niet als waarheid door jezelf gezien worden. En daarom onjuist.

Slide 48 - Video

This item has no instructions