5H-T4 BS 5: Weefselvloeistof en lymfe

Vandaag 
  • herhalen 
  • leerdoelen
  • lezen basisstof 5 
  • uitleg bs 5 Weefselvloeistof en lymfe
  • Maken opdrachten of samenvatting 
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Vandaag 
  • herhalen 
  • leerdoelen
  • lezen basisstof 5 
  • uitleg bs 5 Weefselvloeistof en lymfe
  • Maken opdrachten of samenvatting 

Slide 1 - Slide


Vergroot de tekst door op het plaatje te klikken en beantwoord de meerkeuzevraag.
A
geen van beide beweringen
B
alleen bewering 1
C
alleen bewering 2
D
beide beweringen

Slide 2 - Quiz


Hartfalen
De hartslag begint met het samentrekken van de boezems. Bij mensen met
hartfalen reageren de boezems te traag of juist te vroeg.

- Wat is het directe gevolg van het te vroeg samentrekken van de spieren van de rechterboezem?
A
Er stroomt minder bloed in de linkerboezem.
B
Er stroomt minder bloed naar de rechterkamer.
C
Het bloed stroomt met hogere snelheid naar de linkerboezem
D
Het bloed stroomt met hogere snelheid naar de rechterkamer

Slide 3 - Quiz


Vorming van weefselvloeistof
De hoeveelheid weefselvloeistof is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de bloeddruk, de osmotische waarde van het bloed en de osmotische waarde van de weefselvloeistof.
Bekijk de afbeelding hiernaast.
- Door welke van deze gebeurtenissen neemt de hoeveelheid weefselvloeistof toe?


A
door de gebeurtenissen 2, 3 en 6
B
door de gebeurtenissen 1, 4 en 6
C
door de gebeurtenissen 1, 3 en 5
D
door de gebeurtenissen 2, 4 en 5

Slide 4 - Quiz


Erfelijkheidstest
Om uit te zoeken of iemand drager is van een bepaald gendefect, kan aan de hand van een bloedmonster DNA uit de chromosomen onderzocht worden.

- Welk bestanddeel van het bloed kan gebruikt worden voor het opsporen van een eventueel  gendefect aan de hand van DNA uit de chromosomen?
A
bloedplaatjes
B
bloedplasma
C
rode bloedcellen
D
witte bloedcellen

Slide 5 - Quiz


Lees de tekst uit de afbeelding.
- Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?

A
De beweringen 1 en 2 zijn beide onjuist.
B
Alleen bewering 1 is juist.
C
Alleen bewering 2 is juist.
D
De beweringen 1 en 2 zijn beide juist

Slide 6 - Quiz

Leg uit waarom bloed niet te snel, maar ook niet te langzaam mag stollen.

Slide 7 - Open question

Wanneer je een wondje hebt, moet dat snel gedicht worden. Welke bloedbestanddelen spelen een rol bij het vormen van een korstje?
A
de bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
B
fibrinogeen, bloedplaatjes en rode bloedcellen
C
witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
fibrinogeen, bloedplaatjes en witte bloedcellen

Slide 8 - Quiz

Zet de bloedstollende gebeurtenissen in de juiste volgorde!
Wondje in het bloedvat
Stollingsfactoren
Beschadigde
Dekweefsel-
cellen geven stoffen af 
spieren in de bloedvatwand trekken samen 
bloedplaatjes kleven aan het wondje
keten van reacties, fibrogeen wordt fibrine
bloedstolsel

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Slide

bss 5 Leerdoelen en begrippen
Leerdoelen:
- Je kan beschrijven wat de functie is van de bestanddelen van weefselvloeistof en lymfe
- Je kan beschrijven hoe weefselvloeistof en lymfe wordt gevormd.
- Je kan herkennen wat het verband is tussen het bloedvaten- en het lymfestelsel. 

Begrippen:
Weefselvloeistof, bloeddruk, bloedvatenstelsel, filtratie, resorptie, grote bloedeiwitten, colloïd osmotische waarde, osmotische druk, zweet, weefselvloeistof, lymfesysteem, lymfevaten, kleppen, lymfe, lymfeknopen

Slide 11 - Slide

Lezen 
blz 42 t/m 44
Klaar? -> start met opdrachten 54 t/m 57 of maak een samenvatting 
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Welk specifiek kenmerk van haarvaten zorgt ervoor dat bloedplasma in organen naar de cellen kan worden geperst?

Slide 14 - Open question

Waarom is de concentratie eiwit verschillend? 

Slide 15 - Slide

Osmose herhaling

Slide 16 - Slide

Weefselvloeistof

Slide 17 - Slide

Lymfevaten
De colloïd osmotische druk is niet voldoende om alle vloeistof die uit het haarvat gefilterd is weer te resorberen.

Zonder lymfevaten zou er veel vocht in de organen achterblijven.

Slide 18 - Slide

Lymfevaten
Weefsels bevatten ook lymfevaten die vloeistof kunnen afvoeren.
Die lymfevaten maken deel uit van een lymfevaten systeem/stelsel (vergelijkbaar met bloedvatenstelsel).

Vanaf het moment dat de vloeistof in een lymfevat zit heet het lymfe.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Lymfevaten
Lymfevaten bevatten net als aders kleppen om er voor te zorgen dat de lymfe de goede kant op stroomt.

Slide 21 - Slide

Lymfevatenstelsel
In het lymfevatenstelsel komt alle lymfe uiteindelijk terecht in de borstbuis en de rechterlymfestam.

Van daaruit stroomt de lymfe via de sleutelbeenaderen weer het bloedplasma in, in de richting van de bovenste holle ader.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Lymfe, lymfevaten en lymfe knopen

Slide 24 - Slide

Lymfeknopen/lymfeklieren

Hier worden ziekteverwekkers uit de lymfe gehaald; 
Hier worden ook speciale witte bloedcellen gemaakt die antistoffen tegen ziekteverwekkers kunnen maken. 
 
Zwellen op als 
je ziek bent. 

Slide 25 - Slide

examen vraag lezen:
De onderzoekers onderzochten ook de rol van cafeïne op de slaperigheid. Cafeïne verstoort de werking van adenosine, waardoor mensen minder snel slaperig worden. De werking van koffie wordt wel eens onderschat. Zelfs als een persoon slechts één kopje koffie in de ochtend drinkt, is ’s avonds nog cafeïne in het speeksel van de proefpersoon aan te tonen. 
Naast speeksel zijn andere vloeistoffen in het lichaam: bloed, lymfe en weefselvloeistof.  

Slide 26 - Slide

In welk van deze vloeistoffen zal enkele uren na het drinken van koffie ook cafeïne kunnen worden aangetroffen?
A
alleen in bloed
B
alleen in bloed en lymfe
C
alleen in lymfe en weefselvloeistof
D
zowel in bloed, lymfe als weefselvloeistof

Slide 27 - Quiz

Zelfstandig werken
BS4 opdrachten: 54 t/m 59 
of 
Maak een samenvatting 
en/of kijk biologie met Joost (voor link zie volgende slide) 
timer
20:00

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Afsluiten 

Slide 30 - Slide

Wat zorgt ervoor dat de weefselvloeistof uit de haarvaten komt?
A
De lymfekleppen
B
Bloeddruk
C
De cellen
D
Temperatuurverschil

Slide 31 - Quiz

Een zuurstofdeeltje bevindt zich in een haarvat. In welke delen komt het zuurstofdeeltje achtereenvolgens terecht?
1
2
3
4
5
Ader onder het sleutelbeen
Borstbuis
Bovenste holle ader
Lymfevat
Vocht tussen de cellen

Slide 32 - Drag question

Welke richting
stroomt de
lymfe?
A
Naar links
B
Naar rechts
C
Beide

Slide 33 - Quiz

Welk van de volgende onderdelen zit niet in lymfe?
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Zuurstof
D
Koolstofdioxide

Slide 34 - Quiz

Welke stelling(en) is/zijn juist?
A
De nieren filteren alleen afvalstoffen uit het bloed
B
De lymfevaten filteren alleen afvalstoffen uit het bloed
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 35 - Quiz

Heb je de leerdoelen gehaald?
- Je kan beschrijven wat de functie is van de bestanddelen van weefselvloeistof en lymfe
- Je kan beschrijven hoe weefselvloeistof en lymfe wordt gevormd.
- Je kan herkennen wat het verband is tussen het bloedvaten- en het lymfestelsel.
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Slide 37 - Slide