This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
K13: Erfelijkheid en evolutie
Slide 1 - Slide
Waar liggen je genen?
A
op je chromosomen
B
los in de celkern
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Slide
Celmembraan
Cytoplasma
Celkern met chromosomen
Slide 4 - Drag question
Gen
Celkern
DNA
Chromosomen
Slide 5 - Drag question
Chromosoom/ gen/ DNA
Slide 6 - Slide
Je hebt het genotype en het fenotype. Wat wordt bedoeld met het genotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Hoe je eruit ziet
Slide 7 - Quiz
Wat betekent het woord recessief?
A
een eigenschap die alleen tot uiting komt zonder dominant allel
B
een eigenschap die altijd tot uiting komt
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Deze chromosomen zijn van een:
A
Man
B
Vrouw
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Katherina zegt: De eicel bepaalt het geslacht bij de bevruchting. Marnix zegt: De chromosomen van de man bestaan uit 22 paar gelijke chromosomen en 1 paar ongelijke chromosomen. Wie heeft gelijk?
A
Beide hebben gelijk
B
Alleen Katherina heeft gelijk
C
Alleen Marnix heeft gelijk
D
Beide hebben ongelijk
Slide 12 - Quiz
Waar liggen je genen?
A
in al je lichaamscellen
B
alleen in je geslachtscellen
Slide 13 - Quiz
Cellen kunnen zich op 2 manieren delen: via mitose of meiose. Welke celdeling hoort bij welke cellen?
MITOSE
MEIOSE
HUIDCELLEN
ZAADCELLEN
BLOEDCELLEN
SPIERCELLEN
EICELLEN
BOTCELLEN
Slide 14 - Drag question
Mitose
Meiose
Gewone celdeling
Zelfde aantal chromosomen
Helft van de chromosomen
Lichaamscellen
Geslachtscellen
Slide 15 - Drag question
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
23 chromosomen
23 chromosomen
46 chromosomen
46 chromosomen
Slide 18 - Drag question
Je kruist twee koeien met elkaar. De zwarte vachtkleur is dominant en wordt aangeven met een R. De bruine vachtkleur is recessief en wordt aan geven met een r. Het genotype van de moeder is Rr en van de vader rr.
Maken een kruisingsschema
R
r
r
r
R
r
r
r
r
r
r
R
Slide 19 - Drag question
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Peter is heterozygoot voor het FH-gen. Hana heeft de ziekte niet en is
homozygoot recessief.
Hoe groot is de kans dat een kind van Peter en Hana de ziekte FH krijgt?
Peter is heterozygoot, dus Aa
Hanna is homozygoot recessief, dus aa
Een kruisingsschema ziet er dan zo uit:
Sleep het goede antwoord hier naartoe
0%
100%
75%
50%
25%
Slide 22 - Drag question
Wat heeft meer invloed? Een mutatie in een geslachtscel of een mutatie in een lichaamscel?
A
Geslachtscel
B
Lichaamscel
C
Beide evenveel
D
Geen van beiden
Slide 23 - Quiz
Wat veroorzaakt geen mutaties?
A
Ze kunnen spontaan ontstaan.
B
Mutagene stoffen (asbest, sigarettenrook)
C
Mutagene straling
(UV straling, röntgenstraling)
D
Geslachtelijke voortplanting.
Slide 24 - Quiz
Wat is natuurlijke selectie?
A
De best aangepaste diersoort zal overleven en nakomelingen krijgen.
B
De geleidelijke ontwikkeling van diersoorten op aarde.
C
Het reconstrueren van organismen aan de hand van fossiele resten.
D
Het onderzoek naar de overeenkomsten in erfelijke eigenschappen.
Slide 25 - Quiz
Kunstmatige selectie gebeurt door de mens.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quiz
Nieuwe rassen kunnen ontstaan door natuurlijke selectie of door kunstmatige selectie. Wat is een voorbeeld van kunstmatige selectie?