Theorie werkwoorden; NN- 1basis

Werkwoorden en werkwoordsvormen
Doel:
  • Je weet wat WERKWOORDEN zijn;
  • Je kent de vormen van een WERKWOORD;
  • Je kunt een werkwoord vinden in een gegeven zin; 
  • Je kunt met een gegeven werkwoord een goede zin maken; 
  • Je kunt zelf een zin maken waarin je het werkwoord op de goede manier gebruikt.



1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1,2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoorden en werkwoordsvormen
Doel:
  • Je weet wat WERKWOORDEN zijn;
  • Je kent de vormen van een WERKWOORD;
  • Je kunt een werkwoord vinden in een gegeven zin; 
  • Je kunt met een gegeven werkwoord een goede zin maken; 
  • Je kunt zelf een zin maken waarin je het werkwoord op de goede manier gebruikt.



Slide 1 - Slide

Wat is een werkwoord?

Slide 2 - Open question

Werkwoorden
- werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet of wat er gebeurt;

- zonder werkwoord heb je geen goede zin. 

Slide 3 - Slide

Vormen van een werkwoord (1)
Er zijn meerdere werkwoordsvormen:

- persoonsvorm;
- hele werkwoord;
- voltooid deelwoord.

Slide 4 - Slide

Werkwoordsvormen (2)
- staat er in een zin één werkwoord, dan is dat automatisch de persoonsvorm;
- staan er meer werkwoorden in de zin, dan weet je dankzij de tijdproef welke de persoonsvorm is;
- voor de overige werkwoorden geldt: het is een voltooid deelwoord en/of een heel werkwoord.

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm
- een werkwoord heeft verschillende persoonsvormen. Het past zich aan, aan wie of wat het doet;
- in iedere zin staat een persoonsvorm.
enkelvoud 1 ik                      meervoud 1 wij
                       2 jij                                            2 jullie
                       3 hij/zij/het                           3 zij

Slide 6 - Slide

Hele werkwoord
- dat eindigt op -en;
- gelijk aan de meervoudsvormen.

Voorbeelden: lopen, denken, zeggen, spelen, lachen.

 

Slide 7 - Slide

Voltooid deelwoord
- begint meestal met ge-, be- en ver-;
- eindigt op een -t, een -d of -en;
- dit is de werkwoordsvorm als er een persoonsvorm van de werkwoorden 'hebben', 'worden' of 'zijn' in de zin staat. 

Voorbeelden: gemaakt, verteld, gelachen.

Slide 8 - Slide

Schrijf alle persoonsvormen op van het werkwoord 'maken'

Slide 9 - Open question

Mijn tante heeft lasagne gemaakt.
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
mijn tante
B
heeft
C
lasagne
D
gemaakt

Slide 10 - Quiz

Benoem het hele werkwoord in de zin:
Habib mag zijn opdracht later inleveren.
A
mag
B
zijn
C
opdracht
D
inleveren

Slide 11 - Quiz

'De jongste dochter heeft op vakantie een pizza gegeten.'
Het voltooid deelwoord in deze zin is:

A
de jongste dochter
B
heeft
C
gegeten
D
op vakantie

Slide 12 - Quiz

Wij gaven de buren een bosje bloemen.

De persoonsvorm is:

Slide 13 - Open question

Benoem het hele werkwoord in de zin:
De tamme grasparkiet kan uren door de kamer vliegen.

Slide 14 - Open question

Benoem het voltooid deelwoord in de zin:

De meester heeft symmetrie uitgelegd.

Slide 15 - Open question

Wat heb ik vandaag geleerd?
- ik weet wat WERKWOORDEN zijn; 
- ik ken de vormen van een WERKWOORD; 
- ik ken een WERKWOORD vinden in een gegeven zin;  
- ik ken met een gegeven WERKWOORD een goede zin maken;  
- ik ken zelf een zin maken waarin je het WERKWOORD op de goede manier gebruikt. 

Slide 16 - Slide

BBL
  • Blok 1 (1.4: opdr. 9 t/m 18 digitale lesboek)
  • Blok 2 (12 t/m 14)

Extra oefenen: 
Bijspijkeren Grammatica Blok 1 en Blok 2

Voldoende:
Opstromen Grammatica Blok 1 en 2
 KBL
  • Blok 1 (opdr. 10 t/m 21 digitale lesboek) 
  • Blok 2 (16 t/m 19)

Extra oefenen: 
Bijspijkeren Grammatica Blok 1 en Blok 2

Voldoende: 
Opstromen Grammatica Blok 1 en 2

Slide 17 - Slide

TL
Blok 1 (opdr. 6 t/m 11 digitale lesboek) 
 
Extra oefenen:  
Bijspijkeren Grammatica Blok 1 
 
Voldoende: 
Opstromen Grammatica Blok 1

Slide 18 - Slide