ET 2019-2 vr 25-30 Het smaakt naar nootjes

Het smaakt naar nootjes...
1 / 13
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het smaakt naar nootjes...

Slide 1 - Slide

Vraag 25 (2p)

Noteer hoe deze groep onmisbare aminozuren wordt genoemd.
BiNaS 67H1

Slide 2 - Open question

BiNaS 93G

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Drag question

Slide 5 - Slide

Vraag 27 (2p)
Beredeneer aan de hand van afbeelding 1 hoe import van veevoer eutrofiëring van natuurgebieden in Nederland kan veroorzaken.

Slide 6 - Open question

maximumscore 2
Uit het antwoord moet blijken dat
-(door het importeren van veevoer) in het gebied waar het voer wordt geïmporteerd een overschot aan stikstof / aan (organische) stikstofverbindingen ontstaat                    1 
-(via mest) veel (anorganische) stikstofverbindingen in het milieu / het oppervlaktewater / de atmosfeer terechtkomen (waardoor eutrofiëring kan ontstaan).                              1
Vraag 27 (2p)

Slide 7 - Slide

Vraag 28 (2p)
Leg uit dat voor het produceren van 1 kilogram rundvlees meer landbouwgrond nodig is dan voor het produceren van 1 kilogram plantaardig voedsel.

Slide 8 - Open question

maximumscore 2
Uit het antwoord moet blijken dat
• runderen hoger in de voedselketen staan (dan planten) 1
• in elke schakel biomassa/energie verloren gaat 1
Opmerking
Als de kandidaat antwoord geeft aan de hand van een concreet voorbeeld, punten toekennen naar analogie met het correctievoorschrift.
Vraag 28 (2p)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Vraag 29:
Welk verschil tussen runderen en insecten zal de belangrijkste oorzaak zijn van dit grote verschil in voedselconversie?
A
Runderen ademen met longen, insecten met tracheeën.
B
Runderen hebben een complexer spijsverteringsstelsel dan insecten.
C
Runderen hebben een constante lichaamstemperatuur, insecten niet.
D
Runderen hebben een endoskelet, insecten een exoskelet.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Vraag 30:
Welke reactie zal er in deze laboratoriumtest optreden als ze een allergie voor meelwormen heeft?
A
Antigenen uit haar bloed reageren met antigenen van meelwormen.
B
Antigenen uit haar bloed reageren met antistoffen van meelwormen.
C
Antistoffen uit haar bloed reageren met antigenen van meelwormen.
D
Antistoffen uit haar bloed reageren met antistoffen van meelwormen.

Slide 13 - Quiz