Kijk je huiswerk (opdracht 2 t/m 8 van woordenschat) na in stilte.
Klaar? --> lezen in leesboek.
timer
10:00
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1
This lesson contains 17 slides, with text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
l
Goedemorgen klas 1D
Vandaag...
- Grammatica H5
Kijk je huiswerk (opdracht 2 t/m 8 van woordenschat) na in stilte.
Klaar? --> lezen in leesboek.
timer
10:00
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Doel: ik kan bijvoeglijk naamwoorden herkennen in een zin en ik kan ze juist spellen.
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Wat gaan we doen vandaag?
-Vragen over woordenschat 5 min
-Uitleg grammatica H5 20 min
-Opdracht samen maken 10 min
-Zelfstandig werken 25 min
-Beterspellen 5 min
Slide 3 - Slide
This item has no instructions
Vertelt iets over een zelfstandig naamwoord. Je zegt bijvoorbeeld: Wat een leuke fiets! Het bijvoeglijk naamwoord leuke vertelt iets over het zelfstandig naamwoord fiets.
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Slide 4 - Slide
Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
staat meestal vóór een zelfstandig naamwoord: mooie film
soms achter een zelfstandig naamwoord: de film is mooi
Een bn heeft een korte (mooi) en een lange (mooie) vorm.
Je kan 'de trap van vergelijking' gebruiken: mooi - mooier - mooist
Bn vinden:
Slide 5 - Slide
Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
zegt van welk materiaal iets is gemaakt: zilveren oorbel, plastic beker
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Slide 6 - Slide
Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Woorden die samengesteld zijn, bestaan uit twee woorden:
Inkoopmedewerker
Samengestelde woorden
Slide 7 - Slide
Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Woorden die samengesteld zijn, bestaan uit twee woorden:
Inkoopmedewerker
Samengestelde woorden
Slide 8 - Slide
Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Woorden die samengesteld zijn, bestaan uit twee woorden:
Inkoopmedewerker
Inkoop= wat een bedrijf koopt om te verkopen
Medewerker= iemand die bij een bedrijf werkt
Samengestelde woorden
Slide 9 - Slide
Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Woorden die samengesteld zijn, bestaan uit twee woorden:
Inkoopmedewerker
Inkoop= wat een bedrijf koopt om te verkopen
Medewerker= iemand die bij een bedrijf werkt
Inkoopmedewerker= iemand die bij een bedrijf werkt en helpt bij het inkopen.
Samengestelde woorden
Slide 10 - Slide
Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
voorvoegsel; stukje wat voor een woord staat om de betekenis te veranderen:
Ongezond
woorden met een voorvoegsel
Slide 11 - Slide
Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
voorvoegsel; stukje wat voor een woord staat om de betekenis te veranderen:
Ongezond
On= niet of zonder
woorden met een voorvoegsel
Slide 12 - Slide
Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
achtervoegsel; stukje wat achter een woord staat om de betekenis te veranderen:
naamloos
loos= zonder
naamloos=zonder naam
woorden met een achtervoegsel
Slide 13 - Slide
Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Zo zoek je een bekend woorddeel:
Kijk welke deken van het woord jij al kent.
Kijk of er een voorvoegsel voor het woord staat. (on-, ont-, her-)
Kijk of er een achtervoegsel achter het woord staat. (-vol, -loos)
onbekende woorden
Slide 14 - Slide
Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
voorvoegsel; stukje wat voor een woord staat om de betekenis te veranderen:
Ongezond
On= niet of zonder
ongezond --> niet gezond
woorden met een voorvoegsel
Slide 15 - Slide
Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Pak opdracht 1 erbij op blz. 132 Schrijf mee in je schrift!
Slide 16 - Slide
This item has no instructions
Zelfstandig werken
Je maakt opdracht 2 t/m 6 op blz. 132 en 133 (dit is je huiswerk)