Juist formuleren

T4 Nederlands
Formuleren
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

T4 Nederlands
Formuleren

Slide 1 - Slide

Leg in eigen woorden uit wanneer je als en wanneer je dan gebruikt in een zin

Slide 2 - Open question

Op welke manier kun je voor jezelf controleren of je het woord ik of mij moet gebruiken na een vergelijking (Hij is groter dan mij/ik)

Slide 3 - Open question

Mijn rapport is een stuk beter als/dan die van jou/jij.

A
als/jou
B
dan/jij
C
als/jij
D
dan/jou

Slide 4 - Quiz

Wat is een correcte zin met trappen van vergelijking?
A
De zon schijnt fel als gisteren.
B
Jij bent beter dan mij.
C
De hond blaft luid.
D
Dit huis is groter dan dat huis.

Slide 5 - Quiz

Welke zin bevat een vergelijking?
A
Zij is slimmer dan haar broer.
B
Hij is groter dan de lantaarn.
C
De lucht is blauw.
D
Ik heb een boek gelezen.

Slide 6 - Quiz

Ik ga morgen met de bus naar school, omdat/want het dan gaat regenen.

A
omdat
B
want

Slide 7 - Quiz

Een grote groep leerlingen had/hadden een onvoldoende.

A
had
B
hadden

Slide 8 - Quiz

Mijn sleutels leggen/liggen nog op tafel dus ken/kan ik het huis niet in.

A
leggen/ken
B
liggen/kan
C
leggen/kan
D
liggen/ken

Slide 9 - Quiz

Het fitnessabonnement ____ ik laatst heb afgesloten, blijkt goedkoper dan ik had gedacht.

A
dat
B
die

Slide 10 - Quiz

Tijdens de toets hoorde ik een heel hard tikkende klok, _____ ik erg storend vond.

A
dat
B
wat

Slide 11 - Quiz

______ puppy’s zijn echt schattig, maar _____ van Herman zijn ook erg lief.

Slide 12 - Open question

De boom ______ ik vroeger klom, staat in de tuin van de jongen _______ ik nog steeds verliefd ben.

A
waarin/op wie
B
waarop/waarop

Slide 13 - Quiz

Kopieer je laatste alinea en plaats hem hierin deze LessonUp

Slide 14 - Open question