This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
De Gouden Eeuw in Nederland
B 2 - Hst 1
Nodig:
- boek
- laptop
Slide 1 - Slide
De Gouden Eeuw in Nederland
B 2 - Hst 1
Slide 2 - Slide
Wat betekend het begrip?
compagnie
A
Handelsvereniging
B
Winkel
C
Handelaar
D
Specerijen
Slide 3 - Quiz
Wat betekend het begrip?
VOC
A
Verenigde Oost-Indische Compagnie
B
Verenigde Oostelijke Compagnie
C
Verenigde Oriëntaalse Compagnie
D
Verdeelde Oost-Indonesische Compagnie
Slide 4 - Quiz
Wat betekend het begrip?
WIC
A
West Indonesische Compagnie
B
West Indische Compagnie
C
West Internationale Compagnie
D
Westerlijke Indische Compagnie
Slide 5 - Quiz
Bekijk de kaart en beantwoord daarna de vragen.
Slide 6 - Slide
De blauwe route hoorde bij de ...
A
WIC
B
VOC
Slide 7 - Quiz
De rode route hoorde bij de ...
A
WIC
B
VOC
Slide 8 - Quiz
Wat is een oorzaak?
A
Waardoor iets gebeurd.
B
Wat er gebeurd door iets anders.
Slide 9 - Quiz
Wat is een gevolg?
A
Waardoor iets gebeurd.
B
Wat er gebeurd door iets anders.
Slide 10 - Quiz
Wat betekend het begrip?
republiek
A
Een land met een koning
B
Een land zonder een koning
Slide 11 - Quiz
Wat betekend het begrip?
regent
A
Een arme bestuurder van een stad of gewest.
B
Leider van het leger.
C
Een rijke bestuurder van een stad of gewest.
D
Vergadering van alle Staten samen.
Slide 12 - Quiz
Wat betekend het begrip?
plantage
A
Een landbouwbedrijf dat graan verbouwd.
B
Een groot landbouwbedrijf in de tropen dat meerdere producten verbouwd.
C
Een groot landbouwbedrijf in de tropen dat één product verbouwd.
D
Geen van deze antwoorden is goed.
Slide 13 - Quiz
Wat betekend het begrip?
abolitionist
A
Iemand die in de 18e en 19e eeuw streed voor de afschaffing van de slavernij.
B
Iemand die in de 18e en 19e eeuw streed voor de slavernij.
C
Iemand die in de 20e eeuw streed voor de afschaffing van de slavernij.
D
Geen van deze antwoorden is goed.
Slide 14 - Quiz
Zet de gebeurtenissen in de goede volgorde.
1602
1621
1750
1830
1863
Slavenhandel is normaal.
Oprichting van de VOC.
Nederland verbied de slavernij.
Oprichting van de WIC
Invoering cultuurstelsel.
Slide 15 - Drag question
Hoe noemen we de handel die je op het kaartje ziet?
A
Slavenhandel
B
Nationalisme
C
Driehoekshandel
D
De VOC
Slide 16 - Quiz
Wat is een absolute koning?
A
Een koning die alle macht heeft.
B
Een koning die geen macht heeft.
C
Een koning die absoluut is.
D
Een gewonde koning.
Slide 17 - Quiz
Wat is terreur?
A
De macht krijgen door lief te doen.
B
De macht krijgen door gekozen te worden.
C
De macht krijgen door geweld te gebruiken.
D
De macht krijgen door God.
Slide 18 - Quiz
Een recht dat in de grondwet van een land staat is een ...
A
Grondwet
B
Republiek
C
Grondrecht
D
Monarchie
Slide 19 - Quiz
Noem drie redenen waarom het voor handelaren gevaarlijk was om specerijen te vervoeren.
Slide 20 - Open question
Welke compagnie voer waarheen en waar handelden zij in?
Maak de goede combinaties.
VOC
WIC
Zuidoost-Azië
Afrika
Amerika
Slaven
Kaneel
Peper
Tabak
Thee
Slide 21 - Drag question
Hoe zag het bestuur van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden eruit? Maak de goede combinaties.
Staten van het gewest
Staten-Generaal
Stadhouder
Regent
Besluit over zaken binnen een gewest.
Besluit over gezamenlijk binnenlands en buitenlands beleid.
Was de leider van het leger.
Was bestuurder van een stad of gewest.
Slide 22 - Drag question
Waarom werd de rivier de Schelde afgesloten?
A
Omdat ze graag een polder willen.
B
Dat werd helemaal niet gedaan.
C
Omdat er veel overstromingen waren.
D
Om te voorkomen dat schepen naar Antwerpen konden.
Slide 23 - Quiz
Wat was de naam van Nederland in de zeventiende eeuw?
A
Koninkrijk Holland
B
Bataafse Republiek
C
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
D
Nederland hoorde bij Spanje.
Slide 24 - Quiz
Hoe komt het dat jij anders over slavernij denkt dan een handelaar uit de achttiende eeuw?
A
Dit komt doordat mensen gebonden zijn aan plaats.
B
Dit komt doordat mensen gebonden zijn aan tijd.
C
Dit komt doordat mensen in de achttiende eeuw dom waren.
D
Dit komt doordat mensen gebonden zijn aan tijd en plaats.
Slide 25 - Quiz
Over welk begrip gaat de afbeelding?
A
De drie standen
B
De drie mannen
C
De drie koningen
D
De mensen
Slide 26 - Quiz
Wie hoorde bij de eerste stand?
A
De geestelijken
B
De adel
C
De rest
Slide 27 - Quiz
Wie hoorde bij de tweede stand?
A
De geestelijken
B
De adel
C
De rest
Slide 28 - Quiz
Wie hoorde bij de derde stand?
A
De geestelijken
B
De adel
C
De rest
Slide 29 - Quiz
Vul de woorden in. Kies uit:
Ons land werd in de zeventiende eeuw enorm ........door de .......... met Indië. De Republiek sloot de rivier de .......................... af. Geen ...................... kon meer bij ...................................... komen. .............................. werd hierdoor de belangrijkste haven. Veel ................................................ uit Antwerpen gingen in Amsterdam wonen.
Slide 30 - Drag question
Leg uit waarom de VOC en WIC werden opgericht.
Slide 31 - Open question
Leg uit hoe de Republiek in de zeventiende eeuw werd bestuurd.
Slide 32 - Open question
Waarom kwam er slavenhandel in de 18e eeuw?
Slide 33 - Open question
Waardoor kwam er kritiek op de Franse koning?
Slide 34 - Open question
Kreeg het Franse volk meer vrijheid na de Franse Revolutie? Leg uit.
Slide 35 - Open question
Leg uit wat de Franse Revolutie was.
Slide 36 - Open question
Welke bron past het best bij de tijd van pruiken en revoluties?