Basen en basische oplossingen

Basen en basische oplossingen
Benodigheden
- Boek en schrift
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons op stil!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Basen en basische oplossingen
Benodigheden
- Boek en schrift
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons op stil!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Je kan uitlegen dat basische stoffen (opgelost in water) OH- ionen kunne afstaan.

Je kent de naam van een aantal basische oplossingen en kan de formules van de deeltjes die daarin voorkomen noemen.

Je kan de eigenschappen en toepassingen van basische oplossingen noemen.

Je kunt uitleggen wat de pH schaal zegt over de OH- conctratie.

Slide 3 - Slide

Basische oplossen in water
  • Als je een oplost in water ontstaan er ionen.
  • NaOH (l) → OH- (aq) + Na+ (aq)
  • De oplossing van Natriumhydroxyde in water heet: natronloog.
  • Je noemt dit oplossen in een oplosvergelijking.
  • Het OH--ion zorgt ervoor dat de oplossing basisch is.
  • Het Na+-ion heet zuurrestion.

Slide 4 - Slide


Welke stof is een zuur?
A
NaCl (s)
B
MgO (s)
C
HCl (g)
D
CO (g)

Slide 5 - Quiz

Zuren zijn moleculaire stoffen
  • Alle formules van zuren beginnen met een waterstofatoom.
  • Opgelost in water krijg je een H+ ion en een zuurrestion.
  • B.v.   waterstofchloride gas oplossen --> zoutzuur oplossing.
  •                                                                      
      

 

Slide 6 - Slide


Hoe geef je een stof in opgeloste vorm weer?
A
s
B
l
C
g
D
aq

Slide 7 - Quiz

Drie sterke zuren oplossen
  • zoutzuur = oplossing van waterstofchloride HCl(g):  
                      HCl(g)   -->     H+(aq) + Cl-(aq)
  • salpeterzuur-oplossing = waterstofnitraat HNO3(l) oplossen:   HNO3(l)  -->   H+ (aq) + NO3-(aq)
  • zwavelzuur-oplossing = waterstofsulfaat H2SO4 oplossen
                       H2SO4 (l) -->   2 H+ (aq) + SO42-(aq)
  • de negatieve ionen noemen we de zuurrestionen

Slide 8 - Slide

Waarom heeft frisdrank prik?
  • In cola zit koolzuur.

Slide 9 - Slide

Waarom wordt cola "waterig"?
  • In cola zit koolzuur.
CO2 (aq) + H2O (l) →  2H+ (aq) + CO32- (aq)

Slide 10 - Slide

We gebruiken zuren vaak in opgeloste vorm.
Deze tabel moet je kennen! Codex p. 15-16 en 18-20

Slide 11 - Slide


Wat is het zuur-ion van HNO3 (l)?
A
H+(aq)+NO3(aq)
B
NO3(aq)
C
H+(aq)
D
HNO3(l)

Slide 12 - Quiz


Wat is het zuurrest-ion van HNO3 (l)?
A
H+(aq)+NO3(aq)
B
NO3(aq)
C
H+(aq)
D
HNO3(l)

Slide 13 - Quiz


Fosforzuur (H3PO4) zorgt dat Cola zuur is. Geef de kloppende oplosvergelijking van fosforzuur.
Maak deze vergelijking eerst op papier

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Sleep de toepassingen en eigenschappen naar het juiste plaatjes
Stroom geleiden
Ertsen
Zure smaak
Ontkalken
pH onder 7
Corrosief

Slide 16 - Drag question

Sleep de plaatjes naar de juiste plek.
Eigenschap
Toepassing

Slide 17 - Drag question


Welk gas ontstaat er tijdens het ontkalken?
A
H+(aq)
B
CO2(aq)
C
H2(g)
D
CO2(g)

Slide 18 - Quiz


Welk gas ontstaat er tijdens het ertsen van een onedel metaal?
A
H+(aq)
B
CO2(aq)
C
H2(g)
D
CO2(g)

Slide 19 - Quiz

Elke schaal lager = 10 x zuurder 
                                   = 10 x meer H+ ionen
Hoe lager de pH hoe hoger de concentratie H+-ionen.

Slide 20 - Slide


Verandert de pH van de oplossing door het toevoegen van het gedestilleerde water? 
Kies het beste antwoord.
A
Nee, er zitten net zoveel H+ ionen in de oplossing
B
Nee, de eigenschap van een zuur veranderd niet zomaar.
C
Ja, de concentratie H+ ionen veranderd dus ook de pH .
D
Ja, het wordt minder zuur.

Slide 21 - Quiz

Tomatensap heeft een pH van 5. Fosfoorzuur is 1000x zo zuur. Wat is de pH van fosforzuur?
Fosforzuur

Slide 22 - Drag question


Maagsap heeft een pH van 2. Hoeveel x kleiner is de concentratie H+ ionen in tomatensap (pH5)
A
3 x
B
10x
C
30 x
D
1000x

Slide 23 - Quiz

Als je de Lessonup hebt doorgewerkt mag je de helft maken. Kies zelf de opgaven.
Lees 11.1 goed door

Slide 24 - Slide

Sleep een vinkje naar het leerdoel.

Slide 25 - Drag question