Oefentoets H11 transport

H11 Transport
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

H11 Transport

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is het slagvolume?

Slide 3 - Open question

Een hartslag duurt 0.6 seconden. Bereken de hartslagfrequentie

Slide 4 - Open question

Welke hartfase hoort bij welke piek in het ECG?
P piek:....................................................
QRS piek:..............................................
T piek:.....................................................

Slide 5 - Open question

Iemand krijgt een hartstilstand. Hoe kan dit behandeld worden?
A
Dotteren
B
Bypass operatie
C
reanimeren
D
gezonder eten

Slide 6 - Quiz

Het samentrekken van de boezems wordt aangestuurd door:
A
de hersenstam
B
de sinusknoop
C
de kleine hersenen
D
de AV-knoop

Slide 7 - Quiz

Wat stroomt er door de linker kant van je hart?
A
Zuurstofrijk bloed
B
Zuurstofarm bloed

Slide 8 - Quiz

Welke kleppen zijn gesloten bij het samentrekken (systole) van de hartkamers?
A
slagaderkleppen
B
hartkleppen

Slide 9 - Quiz

kenmerken slagaders

Slide 10 - Mind map

kenmerken haarvaten

Slide 11 - Mind map

Welke gewervelde dieren hebben een dubbele bloedsomloop: vissen; vogels; zoogdieren; reptielen; amfibieën?

Slide 12 - Open question

Wat is de functie van de kleine bloedsomloop?

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Welke kracht helpt niet mee voor het watertransport door houtvaten?
A
worteldruk
B
verdamping
C
zwaartekracht
D
capillaire werking

Slide 15 - Quiz

Wat is de bovendruk?
A
snelheid/kracht waarmee bloed door slagader gepompt wordt tijdens samentrekken linkerkamer
B
snelheid/kracht waarmee bloed door slagader gepompt wordt tijdens samentrekken rechterkamer
C
snelheid/kracht waarmee bloed door slagader gepompt wordt tijdens ontspannen linkerkamer
D
snelheid/kracht waarmee bloed door slagader gepompt wordt tijdens ontspannen rechterkamer

Slide 16 - Quiz

In welk type bloedvat is een grootste schommeling van de bloeddruk?
A
haarvat
B
ader
C
slagader

Slide 17 - Quiz

Door welke twee eigen
A

Slide 18 - Quiz

Geef drie oorzaken van een te hoge bloeddruk

Slide 19 - Open question

Door welke twee kenmerken van aders stroomt het bloed in je benen terug naar je hart?
b. hoe heet deze ader?

Slide 20 - Open question

Wat is het verband tussen de stroomsnelheid van het bloed en de gezamenlijke diameter van de bloedvaten?

Slide 21 - Slide

Wat is geen kenmerk van een rode bloedcel?
A
hebben geen celkern
B
kunnen door de wand van een bloedvat
C
bevatten hemoglobine
D
bevatten ijzer

Slide 22 - Quiz

Welk molecuul in een rode bloedcel bindt aan zuurstof?

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Wat zal er gebeuren als je een mutatie hebt in een stollingsfactor?

Slide 26 - Open question

Leg uit wat het hormoon EPO voor invloed heeft op je lichamelijke prestaties.

Slide 27 - Open question

weefselvloeistof

Slide 28 - Mind map

Welke moleculen veroorzaken de colloïd osmotische waarde?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Glucose
D
Eiwitten

Slide 29 - Quiz

Wat is het gevolg van een hoge colloïd osmotische waarde van je bloedplasma?
A
meer weefselvloeistof stroomt terug je bloedvat in
B
Weefselvloeistof stroomt je bloedvat uit
C
minder weefselvloeistof stroomt terug je bloedvat in
D
weefselvloeistof wordt afgevoerd door je lymfevatenstelsel

Slide 30 - Quiz

lymfevatenstelsel

Slide 31 - Mind map

Welke overeenkomst hebben lymfevaten en aders?
A
gesloten systeem
B
vervoeren bloed
C
bevatten knopen
D
bevatten kleppen

Slide 32 - Quiz

Waar gaat lymfevocht uiteindelijk naartoe?
A
uitgescheiden via de nieren
B
naar de sleutelbeenader
C
dat zweet je uit

Slide 33 - Quiz

Welke symptomen heeft iemand waarbij het lymfevatenstelsel niet goed werkt?

Slide 34 - Open question