ABR6 24.06.2024

Welkom!
24.06.2024
1 / 20
next
Slide 1: Slide
AndersMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Welkom!
24.06.2024

Slide 1 - Slide

Planning
- Terugblik 
- 6.7
- 6.8
- Afsluiting

Slide 2 - Slide

Terugblik
  • Vragen? Herhalen? 
  • Bespreken HW
  • 6.5: opdr. 43 bespreken
  • 6.6: opdr. 49, 50, 51, 52, 56, 57
  • Werkblad 6.6 a en b

Slide 3 - Slide

6.7
  • Scheidbaar werkwoord - voltooid deelwoord - voorzetsels

Slide 4 - Slide

6.7
  • Herhaling 3.6
  • Wat zijn scheidbare werkwoorden? 
  • Scheidbare werkwoorden bestaan uit een werkwoord en een ander woord. 
  • Het andere woord is vaak een voorzetsel.
  • In de zin schrijf je eerst het werkwoord op. Het andere woord staat op de laatste plaats in de zin. 
  • Voorbeeld?
  • Inpakken: Ik pak het cadeau in. 

Slide 5 - Slide

6.7
  • Werkblad ''Klare Taal'' (blz. 82/83)
  • Bespreken

Slide 6 - Slide

6.7
  • Herhaling 3.6 
  • Let op:
  • Staan er 2 werkwoorden in de zin?
  • Dan schrijf je het scheidbare werkwoord als 1 woord. 
  • Het scheidbare werkwoord staat achteraan in de zin.
  • Voorbeeld?
  • Ik moet morgen mijn boeken meenemen

Slide 7 - Slide

6.7
  • Voltooide tijd van een scheidbaar werkwoord. 
  • hebben/ zijn + voltooid deelwoord
  • Bij de voltooide tijd krijg je eerst het voorzetsel (bijv. na, in of uit, voor), daarna het voltooid deelwoord.
  • Voorbeeld: inschenken / voorlezen
  • Ik heb de koffie ingeschonken
  • Ik heb het verhaal voorgelezen

Slide 8 - Slide

6.7
  • Klassikaal: opdr. 64
  • Maak zelfstandig opdr. 65
  • Bespreken
  • Maak in tweetallen opdr. 66 
  • Bespreken
  •  Praat samen : opdr. 67 + werkblad 6.7a

Slide 9 - Slide

6.7
  • Werkblad ''Klare Taal'' (blz. 168/169) 

Slide 10 - Slide

6.8
  • Lees de tekst (opdr. 68/ blz. 231)

Slide 11 - Slide

6.8
  • de monteur
  • Voorbeeld: de monteur repareert auto's
  • de band, de banden
  • Voorbeeld: Mijn band is lek, ik moet hem plakken. 
  • de olie
  • Voorbeeld: Olie is nodig om de auto soepel te laten rijden. 
  • volledig
  • Het formulier is nog niet volledig, je bent je adres vergeten in te vullen.

Slide 12 - Slide

6.8
  • het gebouw, de gebouwen
  • Voorbeeld: Het gebouw tegenover het station is het ROC. 
  • de oppas
  • Voorbeeld: Vandaag komt de oppas, ze let op mijn kinderen. 
  • de klus
  • Voorbeeld: Voor een klus heb je gereedschap nodig. 
  • de start
  • Voorbeeld: De start van de opleiding is 24 augustus. 

Slide 13 - Slide

6.8
  • de taak, de taken
  • Voorbeeld: Een taak in het huishouden is schoonmaken. 
  • het onderhoud
  • Voorbeeld: Onderhoud van je auto is belangrijk. Anders gaat de auto stuk.
  • repareren
  • Voorbeeld: De wasmachine is stuk, ik moet het laten repareren. 
  • het vervoer
  • Voorbeeld: Vandaag is mijn vervoer de trein. 

Slide 14 - Slide

6.8
  • de scooter 
  • Voorbeeld: In India rijden veel mensen op een scooter. 
  • de vrachtwagen
  • Voorbeeld: Met een vrachtwagen worden goederen vervoerd.

Slide 15 - Slide

6.8
  • Lees de tekst nog een keer (blz. 231)
  • Bekijk het formulier (blz. 232)
  • Er staan 5 fouten in. Zoek de fouten en omcirkel deze.
  • Bespreken

Slide 16 - Slide

6.8
  • Maak zelfstandig opdr. 69, 70, 71 & 72 en 73
  • Bespreken 
  • Maak in tweetallen opdr. 74, 76, 76 & 77
  • Werkblad 6.8

Slide 17 - Slide

Spel
Pim-pam-pet beroepen

Slide 18 - Slide

Huiswerk:
Huiswerk:
- Werkblad praktijkopdracht 6.6
- 6.6 opdr. 56 + 57
- 6.7 + 6.8 alles af
- Online 6.6, 6.7 & 6.8

Slide 19 - Slide

Afsluiting
-Vragen?
-Alvast een fijne vakantie!!!!!

Slide 20 - Slide