Les 4: Oefentoets Hoofdstuk 3 Geld over en tekort

Oefentoets
Hoofdstuk 3: Geld over en tekort
1 / 39
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets
Hoofdstuk 3: Geld over en tekort

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is geen inkomen uit bezit?
A
pacht
B
winst
C
loon
D
rente

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Inkomen uit arbeid
Inkomen uit bezit
Overdrachtsinkomen

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Er kunnen verschillen ontstaan in loon. Welke heeft daarin geen invloed?
A
ervaring
B
uiterlijk
C
opleiding
D
functie

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Gebruik de tabel. Martin is ingedeeld in loonschaal 8 en staat op trede 5.

Hoeveel verdient hij per maand?

A
€ 2374
B
€ 2684
C
€ 2134
D
€ 2374

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Gebruik de tabel. Martin is ingedeeld in loonschaal 8 en staat op trede 5. Hij heeft een volledige baan. Hij krijgt 8% vakantiegeld over zijn jaarsalaris.

Bereken hoeveel vakantiegeld Martin krijgt.

A
€170,72
B
€214,72
C
€2048,64
D
€2576,64

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Juist
Onjuist
€2,50 per week is per maand €10,83
€12,50 per maand is per week €2,88
€1,36 per dag is per maand €41,48
€13,56 per maand is per week €3,39

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Wat is modaal inkomen?
A
Dit is het meest voorkomende inkomen
B
Dit is het gemiddelde inkomen
C
Dit is het laagste inkomen
D
Dit is het hoogste inkomen

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

nationaal inkomen:
A
het inkomen van de koning
B
de som van alle inkomens in de wereld
C
de som van alle inkomens
D
de som van alle inkomens in een land

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat geeft de lorenzcurve aan?
A
De armste 30 % van de mensen verdient 30 % van het inkomen
B
De armste 30 % van de mensen verdient 3 % van het inkomen
C
De rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
De rijkste 30 % van de mensen verdient 60 % van het inkomen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Bij de diagonaal van de Lorenzcurve
A
zijn de inkomensverschillen groot
B
is het inkomen eerlijk verdeeld
C
zijn de inkomensverschillen klein
D
verdient iedereen evenveel

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Inkomen uit arbeid
Inkomen uit bezit
Overdrachtsinkomen
Sleep de juiste omschrijvingen naar de juiste vorm van inkomens
Zonder tegenprestatie. Zoals zakgeld of kinderbijslag
Beloning voor werk. Zoals loon of winst.
Geld uit bezittingen. Zoals verhuur van een huis of rente op een spaarrekening.

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Inkomen met tegenprestatie
Inkomen zonder tegenprestatie

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Lia en Stijn hebben een dochtertje van 1 jaar.
Hoeveel krijgen zij aan kinderbijslag per maand?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Wat is budgetteren?
A
een begroting maken van je inkomsten en uitgaven
B
een plan maken
C
geld sparen
D
geld uitgeven

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Na het sluiten van een lening moet je budgetteren, wat gaat er veranderen?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Johan reserveert geld voor een nieuwe auto. Hij wil die over 2 jaar aanschaffen. Een auto kost nu € 12.000. De prijs van auto's stijgt elk jaar met 1,5%. Hoeveel kost de auto over twee jaar?
A
€ 180
B
€ 12000
C
€ 12180
D
13000

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Job wil € 240,00 reserveren voor een nieuwe smartphone. Hij verwacht deze over twee jaar te kopen. Hoeveel moet hij per maand reserveren? Rond je antwoord af op twee decimalen.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Een begrotingstekort kun je op verschillende manieren oplossen.
Welke van de onderstaande antwoorden is onjuist

A
meer inkomen
B
geld lenen
C
minder uitgeven
D
meer uitgeven

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn geen vaste autokosten?
A
onderhoudskosten
B
verzekeringskosten
C
waardevermindering
D
motorrijtuigenbelasting

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Hoe bereken je de kilometerprijs?
A
kilometerprijs = variabele kosten: aantal kilometers
B
kilometerprijs = vaste kosten + variabele kosten : aantal kilometers
C
kilometerprijs = vaste kosten : aantal kilometers

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Waarom is motorrijtuigenbelasting een houderschapsbelasting?
A
Je betaalt wanneer je rijdt
B
Je betaalt geen belasting voor een auto
C
Je betaalt altijd, ook als je niet rijdt
D
Dit is de verzekering

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk het staafdiagram. Op de Royaalrekening van Katinka staat € 8.000.
Michiel heeft hetzelfde bedrag op zijn Eurostylerekening.
Bereken hoeveel rente Michiel per jaar minder krijgt van de bank dan
Katinka. Laat je berekening zien.

Berekeningen op papier en inleveren bij docent.
Antwoord zonder euroteken en met komma bv 35,10

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Bekijk het staafdiagram nog een keer. Marre had vorig jaar € 1.500 op haar
Royaalrekening. Dit jaar heeft ze er nog € 900 op staan.

Bereken hoeveel rente Marre dit jaar minder krijgt dan vorig jaar.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Anneloes heeft € 12.000 op haar spaarrekening. Ze krijgt 0,5% rente per jaar.

Bereken welk bedrag Anneloes aan rente krijgt na vier maanden. Laat je berekening zien.




Slide 26 - Open question

€ 12.000 : 100 × 0,5 = € 60; (€ 60 : 12) × 4 = € 20
Suzanne leent € 14.000. Ze betaalt daarna 24 maanden lang € 650 per maand om de lening af te lossen.

Bereken hoeveel rente ze in totaal over deze lening betaalt. Laat je berekening zien.


Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Chakir wil budgetteren. Hij moet daarvoor zijn gemiddelde inkomsten weten.
Bekijk de tabel met zijn inkomsten.

Bereken hoeveel inkomsten Chakir gemiddeld per maand heeft.
Laat je berekening zien.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Bekijk het budgetplan.
In dit budgetplan ontbreekt het bedrag dat
Bonne maandelijks spaart.
Bereken hoeveel hij per maand spaart.


Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Bekijk het staafdiagram. Wesley heeft een inkomen van € 950 per maand.
Hij heeft zijn budgetten vastgesteld, maar hij komt geld te kort voor alle budgetten.
Hij vangt dat tekort op door zijn spaargeld te gebruiken.
Bereken met welk bedrag zijn spaargeld maandelijks vermindert.


Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Jermain koopt een tv van € 1.680. Het apparaat heeft een gebruiksduur van zeven jaar. Over zeven jaar wil hij de tv vervangen door een toestel met dezelfde prijs.
Bereken hoeveel hij zeven jaar lang per maand moet reserveren voor de vervanging van de tv. Laat je berekening zien.

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Edward koopt een gebruikte auto. Hij wil vijf jaar met deze auto rijden en dan een nieuwe auto kopen voor € 15.000. Hij rekent op een restwaarde van € 1.200 voor zijn auto.
Bereken hoeveel hij per maand moet reserveren om over vijf jaar genoeg geld te hebben voor de aankoop van de nieuwe auto?


Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Maak van onderstaande zin een economisch juiste tekst door het juiste woord te kiezen.
Kies uit de woorden die tussen haakjes staan.
Als de inkomensverschillen kleiner worden, verandert Lorenzcurve b in ...... (Lorenzcurve a / Lorenzcurve c ).

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Gebruik de tabel.

Hassan en Annet hebben drie kinderen. Mo is 5 jaar, Tom is 7 jaar en Jay is 11. Bereken het bedrag dat Hassan en Annet per kwartaal aan kinderbijslag ontvangen.

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Als Mathijs over 2 jaar 18 wordt, wil hij een auto kopen. Hij kan € 2.000,- van zijn spaarrekening halen. De rest moet hij reserveren. De auto die hij mooi vindt kost € 5.500,-. Bereken hoeveel hij per maand moet reserveren.

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Pim wil over een jaar een scooter kopen. De scooter kost €1.995. Hij heeft tot nu € 675 gespaard.
Bereken het bedrag dat Pim per mnd moet reserveren

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Je koopt een auto van 14.750 euro en verwacht er vier jaar in te rijden. Een nieuwe auto is tegen die tijd 12% duurder. De verwachte inruilwaarde van je auto is tegen die tijd 6.000 euro. Wat moet je reserveren per maand?

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Benzinekosten: hangt of van het verbruik van de auto.
Dit wordt geschreven als 1:20. Dit betekent: met 1 liter brandstof kan ik 20 kilometer rijden.

Stel mijn auto rijdt 1:25 en ik rijd 20.000 kilometer per jaar.
1 liter benzine kost € 1,55. De auto vermindert in waarde met € 1.500 en de overig kosten zijn € 2.000,--. Verzekering kost per kwartaal € 80,-- = totaal = € 5.060
Hoeveel zijn mijn kilometerkosten?

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Benzinekosten: hangt of van het verbruik van de auto.
Dit wordt geschreven als 1:20. Dit betekent: met 1 liter brandstof kan ik 20 kilometer rijden.

Stel mijn auto rijdt 1:25 en ik rijd 20.000 kilometer per jaar.
1 liter benzine kost € 1,55. De auto vermindert in waarde met € 1.500 en de overig kosten zijn € 2.000,--. Verzekering kost per kwartaal € 80,--
Hoeveel zijn mijn kosten per jaar?

Slide 39 - Open question

This item has no instructions