13/9 H1, taalverzorging spelling , pv tt en vt ,les 2

Werkwoordspelling
Persoonsvorm:
tegenwoordige tijd en verleden tijd 
PV: tt en vt
H1
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Persoonsvorm:
tegenwoordige tijd en verleden tijd 
PV: tt en vt
H1

Slide 1 - Slide

Lesplanning
  • Korte activiteit
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Spelen met woorden: dilemma en argumenteren
Geef iedereen de kans om zelf na te denken en een keuze te maken: roep geen keuzes en redenen door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het dilemma en probeer in je hoofd eeb keuze te maken en een reden voor jouw keuze (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Na het dilemma kan in de volgende dia jouw keuze maken
  • Jouw reden (argument) schrijf je in de dia die daarna komt sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide


cadeaugeld terugbetalen
tussen een koppel wringen en kusje vragen

Slide 5 - Poll

Cadeaugeld terugbetalen of tussen een koppel wringen en kusje vragen: leg je keuze uit.

Slide 6 - Open question

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan je benoemen welke drie keuzes je hebt bij werkwoordspelling tegenwoordige tijd
  • kan je het verschil tussen een sterk en zwak werkwoord benoemen
  • kan je benoemen hoe je zwak werkwoord moet vervoegen
  • kan je benoemen wanneer bij de verleden tijd van een zwak werkwoord er te(n) of de(n) achter de ik-vorm komt                                             
  • heb je geoefend met werkwoordspelling persoonsvorm tegenwoordige tijd (tt) en verleden tijd (vt)


Slide 7 - Slide

Schrijf drie dingen op die je
van de vorige les hebt onthouden.

Slide 8 - Mind map

Werkwoordstijden
  • OTT: onvoltooid tegenwoordige tijd - ik werk, ik lees 
  • OVT: onvoltooid verleden tijd - ik werkte, ik las 
  • VTT:voltooid tegenwoordige tijd - ik heb gewerkt, ik heb gelezen 
  • VVT: voltooid verleden tijd - ik had gewerkt, ik had gelezen (www = vt)

    Slide 9 - Slide

    Is het tegenwoordige tijd (tt)?
    Meervoud (MV) ? = wij, jullie, zij:
    Eén keuze: het hele werkwoord  = infinitief

    Enkelvoud (EV) = ik, hij, zij, jij, je, het, u:
    Twee keuzes: ik-vorm of ik-vorm+t



    Slide 10 - Slide

    Is het tegenwoordige tijd (tt)?
    1. Is het Meervoud (MV) ? = wij, jullie, zij = Infinitief = hele werkwoord 


    2. Staat er ik of staat je/jij DIRECT ACHTER de persoonsvorm?
    --> ik-vorm : Ik loop naar huis. Dan loop je naar huis. - Loop jij naar huis?


    3 Staat er jij/je/hij/zij/het/u VOOR het werkwoord? 
    --> ik-vorm+t: Jij loopt naar huis. Zij loopt naar huis. Het loopt naar huis. 


    Slide 11 - Slide

    Slide 12 - Video

    Scheidbare werkwoorden 
    Scheidbare werkwoorden zijn combinaties van een werkwoord met een voorvoegsel (prefix): 
    • uitstellen (uit + stellen) 
    • aandoen (aan + doen)
    • terechtkomen (terecht + komen), enzovoorts. 

    Zo’n scheidbaar werkwoord schrijf je soms aan elkaar en soms niet. 
     

    Slide 13 - Slide

    Scheidbare werkwoorden 

    In hoofdzinnen:  scheiden, uit elkaar

    • De gemeente nodigt alle inwoners uit
    • De gemeente besloot alle inwoners uit te nodigen

    Niet scheiden, aan elkaar
    • De gemeente heeft alle inwoners uitgenodigd.
    • De gemeente wil alle inwoners uitnodigen. 
     

    Slide 14 - Slide

    Slide 15 - Video

    Voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd kan je 't x-kofschip gebruiken.
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 16 - Quiz

    Voor het spellen van het voltooid deelwoord kun je 't x-kofschip gebruiken.
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 17 - Quiz

    Voor het spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd kan je 't x-kofschip gebruiken.
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 18 - Quiz

    Verleden tijd: zwak of sterk?
    Zwak/regelmatig:
    klank blijft gelijk
    Sterk/onregelmatig:
     klank verandert

    Slide 19 - Slide

    Is het verleden tijd?
    Is het een sterk (onregelmatig) werkwoord?
    Bij sterke (regelmatige) werkwoorden verandert de ik-vorm van klank als je het werkwoord in de verleden tijd zet. 

    Je kunt de verleden tijd dan alleen bepalen als je de verleden tijdsvorm weet. 

    Daar komt dus een stukje taalgevoel/taalervaring bij kijken. Dit moet je dus weten!

    Slide 20 - Slide

    Is het verleden tijd?
    Is het een zwak (regelmatig) werkwoord?
    Regel: Ik vorm + de(n) of te(n) --> de n is voor meervoud
    Eindigt de stam op een t of een d? Dan staat er dus dubbel of dubbel dt!

    Staat de laatste letter van de stam (hele werkwoord -en) in 'T KoFSCHiP?
    (infinitief = wachten - stam = wacht) 
    EV = ik-vorm +te     De hond blaft - De hond blafte     Zij wacht --> Zij wachtte
    MV = ik-vorm +ten   De honden blaffen - De honden blaften     Jullie wachten --> Jullie wachtten

    Staat de laatste letter van de stam niet in 't kofschip?
    (infinitief = blozen -stam = bloz) 
    EV = ik-vorm +de       U bloost --> u bloosde         Hij brandt de kaars - Hij brandde de kaars
    MV = ik-vorm +den    Wij blozen --> wij bloosden       Jullie branden de kaars  - Jullie brandden de kaars

    Slide 21 - Slide

    Slide 22 - Video

    Werk voor de deze les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
    • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
    • je werkt in stilte en je mag niet praten of overleggen en geen vragen stellen
    • je bent echt aan het werk!
    Klaar = in stilte lezen of werken aan een ander vak

    H1, blz. 32/33 opdracht 1 t/m 4
    + nakijken en verbeteren met een andere kleur!
    Wat niet af is = huiswerk
    Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!

    Slide 23 - Slide

    De schoorstenen in mijn straat (roken), gisteren weer flink, omdat de kachels weer aangaan.
    A
    rookte
    B
    rookten
    C
    rookde
    D
    rookden

    Slide 24 - Quiz

    Voor het spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd kun je 't x-kofschip gebruiken.
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 25 - Quiz

    Mijn vinger (bloeden) gisteren flink door die snee.
    A
    bloede
    B
    bloedde
    C
    bloed
    D
    bloeden

    Slide 26 - Quiz

    Mevrouw Hooi (vinden) het hopelijk wel wat.
    A
    vind
    B
    vint
    C
    vindt

    Slide 27 - Quiz

    Mijn vinger (bloeden) flink door die snee.
    A
    bloe
    B
    bloet
    C
    bloedt
    D
    bloeit

    Slide 28 - Quiz

    Als Robin nu eens een beetje (opschuiven), dan kan iedereen zitten.
    A
    opschuift
    B
    opschuifd
    C
    opschuivt
    D
    opschuivd

    Slide 29 - Quiz

    Is het tegenwoordige tijd (tt)?
    Meervoud (MV) ? = wij, jullie, zij:
    Eén keuze: het hele werkwoord  = infinitief

    Enkelvoud (EV) = ik, hij, zij, jij, je, het, u:
    Twee keuzes: ik-vorm of ik-vorm+t



    Slide 30 - Slide

    Is het tegenwoordige tijd (tt)?
    1. Is het Meervoud (MV) ? = wij, jullie, zij = Infinitief = hele werkwoord 


    2. Staat er ik of staat je/jij DIRECT ACHTER de persoonsvorm?
    --> ik-vorm : Ik loop naar huis. Dan loop je naar huis. - Loop jij naar huis?


    3 Staat er jij/je/hij/zij/het/u VOOR het werkwoord? 
    --> ik-vorm+t: Jij loopt naar huis. Zij loopt naar huis. Het loopt naar huis. 


    Slide 31 - Slide

    Scheidbare werkwoorden 
    Scheidbare werkwoorden zijn combinaties van een werkwoord met een voorvoegsel (prefix): 
    • uitstellen (uit + stellen) 
    • aandoen (aan + doen)
    • terechtkomen (terecht + komen), enzovoorts. 

    Zo’n scheidbaar werkwoord schrijf je soms aan elkaar en soms niet. 
     

    Slide 32 - Slide

    Scheidbare werkwoorden 

    In hoofdzinnen:  scheiden, uit elkaar

    • De gemeente nodigt alle inwoners uit
    • De gemeente besloot alle inwoners uit te nodigen

    Niet scheiden, aan elkaar
    • De gemeente heeft alle inwoners uitgenodigd.
    • De gemeente wil alle inwoners uitnodigen. 
     

    Slide 33 - Slide

    Verleden tijd: zwak of sterk?
    Zwak/regelmatig:
    klank blijft gelijk
    Sterk/onregelmatig:
     klank verandert

    Slide 34 - Slide

    Is het verleden tijd?
    Is het een sterk (onregelmatig) werkwoord?
    Bij sterke (regelmatige) werkwoorden verandert de ik-vorm van klank als je het werkwoord in de verleden tijd zet. 

    Je kunt de verleden tijd dan alleen bepalen als je de verleden tijdsvorm weet. 

    Daar komt dus een stukje taalgevoel/taalervaring bij kijken. Dit moet je dus weten!

    Slide 35 - Slide

    Is het verleden tijd?
    Is het een zwak (regelmatig) werkwoord?
    Regel: Ik vorm + de(n) of te(n) --> de n is voor meervoud
    Eindigt de stam op een t of een d? Dan staat er dus dubbel of dubbel dt!

    Staat de laatste letter van de stam (hele werkwoord -en) in 'T KoFSCHiP?
    (infinitief = wachten - stam = wacht) 
    EV = ik-vorm +te     De hond blaft - De hond blafte     Zij wacht --> Zij wachtte
    MV = ik-vorm +ten   De honden blaffen - De honden blaften     Jullie wachten --> Jullie wachtten

    Staat de laatste letter van de stam niet in 't kofschip?
    (infinitief = blozen -stam = bloz) 
    EV = ik-vorm +de       U bloost --> u bloosde         Hij brandt de kaars - Hij brandde de kaars
    MV = ik-vorm +den    Wij blozen --> wij bloosden       Jullie branden de kaars  - Jullie brandden de kaars

    Slide 36 - Slide

    Werk voor deze les:
    H1, blz. 32/33 opdracht 1 t/m 4
    + nakijken en verbeteren met een andere kleur!




    Wat niet af is = huiswerk!
    timer
    20:00

    Slide 37 - Slide

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:
    • kan je benoemen welke drie keuzes je hebt bij werkwoordspelling tegenwoordige tijd
    • kan je het verschil tussen een sterk en zwak werkwoord benoemen
    • kan je benoemen hoe je zwak werkwoord moet vervoegen
    • kan je benoemen wanneer bij de verleden tijd van een zwak werkwoord er te(n) of de(n) achter de ik-vorm komt                                             
    • heb je geoefend met werkwoordspelling persoonsvorm tegenwoordige tijd (tt) en verleden tijd (vt)


    Slide 38 - Slide

    Ik weet dat ik bij werkwoordspelling tegenwoordige tijd maar drie keuzes heb.
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 39 - Poll

    Ik weet nu wanneer er -te(n) of -de(n) achter de ik-vorm komt bij zwakke werkwoorden n de verleden tijd.
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 40 - Poll

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter?

    Slide 41 - Open question

    Feedback:
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders willen zien?

    Slide 42 - Open question

    Slide 43 - Video

    Slide 44 - Video

    Slide 45 - Video