§7.3 + quiz.

Hoofdstuk 7
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 7

Slide 1 - Slide

Herhaling van de vorige les.

- Met gebruik van voorbeelden uitleggen wat een rijksbegroting is.
- Voorbeelden geven van uitgaven van de collectieve sector.
- Uitleggen dat de overheid ruilt over tijd door een begrotingstekort of -overschot. 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen wat investeren inhoudt.
  • Je kunt uitleggen welke factoren een rol spelen bij het doen van een investering
  • Je kunt verschil aangeven tussen nominale en reële rente en je kunt hiermee rekenen. 

Slide 3 - Slide

Investeren
Je moet investeren voordat je producten of diensten kunt verkopen. Investeren is risicovol. 

Factoren die een rol spelen:
- Vooruitzicht
- Rente
- Economische situatie
- Innovatie 
Investeren
De aanschaf van kapitaalgoederen. 
Innovatie
Het succesvol introduceren van nieuwe producten of productieprocessen. 

Slide 4 - Slide

Rente
Nominale rente
Rente uitgedrukt in euro's
Wat is rente
Rente is een vergoeding voor het beschikbaar stellen van het geld.

Als je spaart dan kijg je die vergoeding.
Als je leent dan betaal je die vergoeding. 

Slide 5 - Slide

Kapitaalgoederen
Wat zijn kapitaal goederen?
Auto's, machines, gereedschappen, gebouwen

Slide 6 - Slide

Samenvatting
  • Uitleggen wat investeren is met een voorbeeld.
  • Welke factoren spelen een rol bij investeren

Slide 7 - Slide

Aan de slag
Opdrachten §7.3
Opdrachten met indexcijfers niet. 
timer
15:00

Slide 8 - Slide

Quiztijd!

Slide 9 - Slide

Verloop van je leven. Tijdens je leven neem je verschillende financiële beslissingen.
A
Ruilen over tijd
B
Levensloop
C
Stroomgrootheid
D
Voorraadgrootheid

Slide 10 - Quiz

Sparen is:
A
Het uitstellen van consumptie
B
Het na je toe halen van consumptie

Slide 11 - Quiz

Een voorbeeld van een stroomgrootheid is ....
A
Winst van de afgelopen maand
B
Banksaldo
C
Huidige waarde machine
D
Eigen vermogen

Slide 12 - Quiz

Je zet €4000,- op een spaarrekening. 
Er is sprake van samengestelde rente. 
De rente is 1,2%
Hoeveel staat er op de rekening na 4 jaar. 
Schrijf het antwoord op het bordje!

Slide 13 - Slide

4000 * 1,012^4 = €4195,48

Slide 14 - Slide

De bijstand hoort bij de:
A
Sociale verzekeringen
B
Sociale voorzieningen

Slide 15 - Quiz

De staatsschuld stijgt als:
A
inkomsten > uitgaven
B
uitgaven > inkomsten

Slide 16 - Quiz

Succes met de toets!

Slide 17 - Slide