3H. 7.2 (deel 2) en 7.3

Paragraaf 7.2 en 7.3
7.2: Je levenlang naar school?
7.3: Wat levert het op
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 7.2 en 7.3
7.2: Je levenlang naar school?
7.3: Wat levert het op

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Wat is herscholing, bijscholing en omscholing?
  • Wat is investeren?
  • Waarom zou je wel of niet investeren?
  • Wat is de nominale en reële rente?

Slide 2 - Slide

Lesdoel 1
Wat is herscholing, bijscholing en omscholing

Slide 3 - Slide

Herscholing: 
Het opfrissen van bestaande kennis en vaardigheden. 

Bijscholing:  
Het toevoegen van nieuwe vaardigheden en kennis aan bestaande kennis en vaardigheden.
Omscholing: 
Het leren van een geheel nieuw beroep. 

Slide 4 - Slide

Lesdoel 2
Wat is investeren

Slide 5 - Slide

Investeren
Het kopen van kapitaalgoederen noemen we investeren

Wat zijn kapitaalgoederen?

Slide 6 - Slide

Lesdoel 3
Wel of niet investeren

Slide 7 - Slide

wel of niet investeren?
Investeren hangt af van:
  • hoe zijn de vooruitzichten op de markt
  • hoe hoog is de rente bij de bank (sparen/lenen)
  • hoe is de algemene economische situatie
  • is je product innovatie


Risico vs Winst

Slide 8 - Slide

Lesdoel 4
Investeren en rente

Slide 9 - Slide

Rente
Nominale rente   : rente uitgedrukt in euro's
Inflatie                   : stijgen van de prijzen

Reële rente           : rente gecorrigeerd met de inflatie


Wanneer is inflatie gunstig?

Slide 10 - Slide

Als de prijzen stijgen wordt de rente die je moet betalen of die je krijgt op je spaargeld naar verhouding minder waard.

Slide 11 - Slide

Reële rente berekenen
Voorbeeld
Een ondernemer leent geld tegen 2% rente. De inflatie is 1,5%.


Reële rente is dan?


Slide 12 - Slide

Samenvatten
  • Wat is herscholing, bijscholing en omscholing?
  • Wat is investeren?
  • Reden waarom je wel of niet zou investeren
  • Nominale en Reële rente

Slide 13 - Slide

Maken huiswerkopgave:
7.2: 15 t/m 18
7.3: 20 t/m 26


Slide 14 - Slide

Investeren is:
A
Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen
B
Het kopen van nieuwe consumptiegoederen
C
Het in dienst nemen van geschoolde werknemers
D
Het in dienst nemen van ongeschoolde werknemers

Slide 15 - Quiz

Wat is investeren?
A
Het beleggen van geld
B
Kopen van kapitaalgoederen
C
Ondernemen
D
Winst maken

Slide 16 - Quiz

Wat is innovatie?
A
technologische ontwikkeling
B
uitvindingen doen
C
het toepassen van uitvindingen
D
investeringen van bedrijven

Slide 17 - Quiz

Wat is innovatie?
A
Koopkrachtverbetering
B
Vernieuwing
C
Prijsstijgingen
D
Economische groei

Slide 18 - Quiz

De reële rente is hoger dan de nominale rente
Leerdoel 5
A
er is sprake van inflatie
B
er is sprake van deflatie
C
de spaarrente is hoger dan de kredietrente
D
dit kan helemaal niet

Slide 19 - Quiz