Taal, thema 1, les 17+20

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

Doel 1: Ik kan de stam van een werkwoord vinden

Doel 2: ik kan een dubbele punt in een zin gebruiken

Zoek het werkwoord in de zin. Schrijf het hele werkwoord en de stam op:
1. Jurre vroeg om een Zwitsers zakmes

Zoek het werkwoord in de zin. Schrijf het hele werkwoord en de stam op:
2. Zo'n zakmes bezit allerlei werktuigen.

Zoek het werkwoord in de zin. Schrijf het hele werkwoord en de stam op:
3. Het lijkt hem een hele redelijke wens.

Zoek het werkwoord in de zin. Schrijf het hele werkwoord en de stam op:
4. Maar hij overtuigde zijn ouders niet.

Zoek het werkwoord in de zin. Schrijf het hele werkwoord en de stam op:
5. Die vinden een zakmes niks.

Zoek het werkwoord in de zin. Schrijf het hele werkwoord en de stam op:
6. Als reden gaven ze: veel te gevaarlijk

In elke zin hoort een dubbele punt. Schrijf het woord voor en na de dubbele punt op:
1. Ik wil graag beroemd zijn filmster, zangeres of model.

In elke zin hoort een dubbele punt. Schrijf het woord voor en na de dubbele punt:
2. Beroemde mensen hebben vaak alles ze zijn rijk, gelukkig en geliefd.

In elke zin hoort een dubbele punt. Schrijf het woord voor en na de dubbele punt op:
3. Nu ben ik dat helemaal niet, ik ben dit niet knap, best verlegen en meestal schor.

In elke zin hoort een dubbele punt. Schrijf het woord voor en na de dubbele punt op:
4. Iedereen vindt dit van me saai, sloom, stom en soms ook nog suf.

In elke zin hoort een dubbele punt. Schrijf het woord voor en na de dubbele punt op:
5. Ik zoek dus het volgende tips, trucs of cursussen om beroemd te worden.