This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
B1a - donderdag 4 maart
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Bespreken planning
Start Lezen 3.3
Leer je wat informatiebronnen zijn
Hoe je zoekt op websites en in boeken
Slide 2 - Slide
Planning tot aan meivakantie
Lezen: 3.3 en 4.3
(laatste toetsweek toets over hoofdstuk 1 t/m 5)
Schrijven: onderzoeksverslag en informatief artikel
(derde toetsweek: laatste tekst schrijven voor schrijfdossier)
Verder: boek lezen, opdrachten afmaken (acrostichon!), en wie weet wat nog meer...
Slide 3 - Slide
3.3 Lezen
In deze paragraaf leer je:
de opbouw van teksten herkennen
de kernzin aanwijzen
de hoofdgedachte formuleren
hoofd- en bijzaken onderscheiden
aanwijzen waar verwijswoorden naar verwijzen
Slide 4 - Slide
Wat is het onderwerp van een tekst?
Slide 5 - Open question
Wat zijn de hoofdzaken van een tekst?
Slide 6 - Open question
Wat is het verschil tussen een feit en een mening?
Slide 7 - Open question
Welke signaalwoorden horen NIET bij een opsommend tekstverband?
A
ook
B
toch
C
verder
D
ten derde
Slide 8 - Quiz
Welke signaalwoorden horen NIET bij een chronologisch tekstverband?
A
terwijl
B
toen
C
nadat
D
integendeel
Slide 9 - Quiz
Welke signaalwoorden horen NIET bij een tegenstellend tekstverband?
A
bovendien
B
maar
C
echter
D
daarentegen
Slide 10 - Quiz
Aan de slag
3.3 Lezen
Lees tekst 1 (p.147-148) verkennend.
Maak opdracht 2 digitaal.
Lees tekst 1 nauwkeurig en markeer belangrijke/opvallende woorden en zinnen.
Maak opdracht 2 t/m 4. Dit is huiswerk voor morgen.
Slide 11 - Slide
1.10 Media en onderzoek
In deze paragraaf leer je:
wat informatiebronnen zijn
hoe je zoekt op internet
Zelf ontdekken: lees de theorie en maak opdracht 1, 2, 3, 5, 7 en 8 digitaal. Dit mag samen met je maatje!
Niet af? Dan is het huiswerk voor donderdag 11 maart.
Slide 12 - Slide
B1a - vrijdag 5 maart
Slide 13 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
huiswerk bespreken
theorie tekstopbouw en opbouw van alinea's
Slide 14 - Slide
Huiswerk en nieuwe theorie
Klassikaal: opdracht 2 , 3 en 4, p.148
Slide 15 - Slide
Tekstopbouw en opbouw van alinea's
Lees de theorie op p.149
Maak opdracht 6, 7 en 8
Klaar? Maak opdracht 9 m.b.v. een online krantenbericht.
timer
10:00
Slide 16 - Slide
Huiswerk dinsdag 9 maart
Lezen 3.3: maak opdracht 6 t/m 8 en 10 t/m 13 (het liefst met je maatje)
Slide 17 - Slide
B1a - dinsdag 9 maart
Slide 18 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
3.3 Lezen
huiswerk bespreken
zelfstandig aan de slag met nieuwe theorie: hoofdgedachte, hoofd- en bijzaken, verwijswoorden
Slide 19 - Slide
Tekst 2 (p.150-151) heeft een driedeling. Leg uit.
Slide 20 - Open question
In je eigen woorden: wat is de kernzin van een alinea?
Slide 21 - Open question
Huiswerk: Lezen 3.3 - maak opdracht 6 t/m 8 en 10 t/m 13 Zijn hier vragen over?
Slide 22 - Open question
Huiswerk vrijdag 12 maart
3.3 Lezen: maak opdracht 15 t/m 18
Klaar?
huiswerk donderdag afmaken
werken aan je boekendoos
Slide 23 - Slide
B1a - vrijdag 12 maart
Slide 24 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
3.3 Lezen
bespreken nieuwe theorie: hoofdgedachte, hoofd- en bijzaken, verwijswoorden
close reading: tekst leestaak goed lezen en begrijpen
Slide 25 - Slide
Bespreken huiswerk
3.3 Lezen:
theorie p.152-153
maak opdracht 15 t/m 18
Slide 26 - Slide
Leestaak - eerste leesronde: individueel
Lees de tekst op p. 154-155 en:
omcirkel de woorden die je moeilijk vindt of niet begrijpt;
onderstreep de zinnen die je moeilijk vindt of waardoor je de tekst niet begrijpt en zet hierbij een vraagteken in de kantlijn;
markeer de zinnen of tekstdelen die je aanspreken of verbazen en zet hierbij een uitroepteken in de kantlijn;
schrijf de vragen op die de tekst bij je oproept.
timer
10:00
Slide 27 - Slide
Leestaak - tweede leesronde: met je maatje
Vergelijk jullie aantekeningen in de tekst na de eerste leesronde, lees eventueel sommige stukken nog een keer en:
bespreek wat jullie moeilijk vinden of niet begrijpen, check ook of de omcirkelde woorden echt nodig zijn om de tekst te begrijpen;
bespreek wat jullie aanspreekt of verbaast en leg aan elkaar uit waarom dat zo is;
bespreek welke vragen jullie hebben opgeschreven en ga na of jullie deze vragen nu kunnen beantwoorden. Noteer de vragen die jullie niet kunnen beantwoorden.