What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Hoofdstuk 3 klas kgt
Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 27
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2
This lesson contains
27 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Slide
Met wat voor woord plak je twee zinnen aan elkaar?
A
een lijmwoord
B
een plakwoord
C
een signaalwoord
D
een bijwoord
Slide 2 - Quiz
Wat zijn signaalwoorden van tegenstelling
A
omdat, want
B
en, ook
C
maar, echter
D
eerst, daarna
Slide 3 - Quiz
Wat zijn signaalwoorden van
volgorde van tijd?
A
omdat, want
B
eerst, daarna
C
maar, echter
D
en, ook
Slide 4 - Quiz
Wat zijn signaalwoorden van reden?
A
omdat, want
B
eerst, daarna
C
maar, echter
D
en, ook
Slide 5 - Quiz
Voorvoegsel
Woordenschat
Slide 6 - Slide
Een voorvoegsel
A
kan een andere betekenis geven aan een woord
B
kan geen andere betekenis geven aan een woord
C
staat aan het begin van een zin
D
staat aan het eind van een zin
Slide 7 - Quiz
Wat betekent wan... (wanhoop, wangedrag, wanorde)
A
geen
B
tussen
C
vroegere
D
opnieuw
Slide 8 - Quiz
Wat betekent her...
A
geen
B
tussen
C
vroegere
D
opnieuw
Slide 9 - Quiz
Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
mistig
B
wandelen
C
exact
D
herhalen
Slide 10 - Quiz
Wat betekent inter...? (intercity, internationaal, interesse?
A
opnieuw
B
slecht
C
tussen
D
vroegere
Slide 11 - Quiz
Welk woord heeft geen voorvoegsel?
A
herkennen
B
ex-voetballer
C
misleiden
D
onder
Slide 12 - Quiz
Zinsdelen
persoonsvorm, gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp
Slide 13 - Slide
De bakker bakt een brood
Het lijdend voorwerp =
A
de bakker
B
bakt
C
een brood
D
er zit geen lijdend voorwerp in deze zin
Slide 14 - Quiz
's Morgens geeft hij zijn kat altijd een visje.
Lijdend voorwerp =
A
's morgens
B
zijn kat
C
een visje
D
altijd
Slide 15 - Quiz
We hebben onze tent in de schaduw gezet.
lijdend voorwerp =
A
onze tent
B
we
C
in de schaduw
D
er zit geen lijdend voorwerp in deze zin
Slide 16 - Quiz
Heb jij de appeltaart geproefd
A
heb
B
jij
C
de appeltaart
D
geproefd
Slide 17 - Quiz
Verwijswoorden
die, dit, dat, deze, hij, zij, zijn, haar, ...
Slide 18 - Slide
In welke zin staat en verkeerd verwijswoord?
A
de jongen die zijn been brak
B
de kat die zijn pootje brak
C
het meisje die haar been brak
D
het katje dat zijn pootje brak
Slide 19 - Quiz
In welke zin staat een verkeerd verwijswoord?
A
Het meisje heeft haar been gebroken
B
De jongen heeft zijn been gebroken
C
De vrouw heeft zijn been gebroken
D
De man heeft zijn been gebroken.
Slide 20 - Quiz
Voltooid deelwoord
gefietst, gedanst, verdeeld, herhaald, ontstaan
Slide 21 - Slide
Wat is het voltooid deelwoord van kopen?
A
gekoopt
B
gekoopd
C
gekopen
D
gekocht
Slide 22 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van verdelen?
A
verdeelt
B
verdeeld
C
geverdeeld
D
verdelen
Slide 23 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van draven?
A
gedraafd
B
gedraaft
C
gedraven
D
gedrafen
Slide 24 - Quiz
signaalwoord
Slide 25 - Mind map
verwijswoord
Slide 26 - Mind map
voorvoegsel
Slide 27 - Mind map
More lessons like this
Herhaling hoofdstuk 3 RK2B
January 2023
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Nederlands hoofdstuk 3 oefenen
February 2021
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Voorbereiding toets
February 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Hoofdstuk 2 toets klas 2 NN
January 2021
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
May 2022
- Lesson with
44 slides
Taal
Primary Education
Kader 2 oefenen voor H3
April 2022
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
Hoofdstuk 3 klas 2.5
March 2023
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Herhaling H3
March 2021
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2