Ondernemend gedrag: Doelen stellen

Doelen stellen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
RetailMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Doelen stellen

Slide 1 - Slide

Ben jij doelgericht?
A
Ja, ik ga altijd op mijn doel af.
B
Soms wel.
C
Nee, ik weet niet hoe ik mijn doel moet halen.
D
Nee, ik stel nooit doelen.

Slide 2 - Quiz

Welk doel heb jij de afgelopen maand gesteld?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

S -Specifiek
Je doel moet niet onduidelijk zijn. 
De volgende vragen moeten beantwoord worden in je doel:
  • Wat?
  • waar?
  • wanneer?

Slide 5 - Slide

Specifiek 
Niet specifiek
Ik ga gezond leven
Ik ga twee keer per week hardlopen
Ik wil veel geld verdienen.
Ik ga een voldoend ehalen voor de toets

Slide 6 - Drag question

M -Meetbaar
Gebruik getallen in je doel om te kunnen meten of het doel is bereikt.  

Bijvoorbeeld:
  • Ik ga een 6 of hoger halen voor het examen
  • Ik ga 2 keer per week sporten
  • Ik ga maximaal 2 uur per dag op mijn telefoon

Slide 7 - Slide

A -acceptabel
A staat ook voor aantrekkelijk

Past het doel bij jou?

Slide 8 - Slide

R - Realistisch
Kan je het doel halen?

Is het doel niet te groot?

Voorbeeld:
  • Ik word de beste schaatser van Nederland

Slide 9 - Slide

T - Tijdsgebonden
Geef jezelf een haalbare tijd waarin het doel bereikt moet worden. 

Maak van je doel een gewoonte

Slide 10 - Slide

Ik wil een leuke baan waar ik met plezier naar toe ga
A
Wel smart
B
Niet smart

Slide 11 - Quiz

Over drie jaar wil ik een baan waarbij ik 2.000 euro per maand verdien.
A
Wel smart
B
Niet smart

Slide 12 - Quiz

Ik wil deze week elke doordeweekse dag voor 22:00 naar bed.
A
Wel smart
B
Niet smart

Slide 13 - Quiz

Ik wil deze maand geld inzamelen voor het goede doel.
A
Wel smart
B
Niet smart

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

Wat was het doel van Ron Blauw?

Slide 16 - Open question

Wat doe jij als een doel niet lukt?

Slide 17 - Open question

Ben jij het eens of oneens met deze stelling:

'Het geeft niet als het niet lukt, maar ik wil wel mijn best hebben gedaan'
A
Eens
B
Oneens

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

De S in SMART staat voor:
A
Streng
B
Spannend
C
Specifiek
D
Sprekend

Slide 20 - Quiz

De M in SMART staat voor:
A
Mogelijk
B
Meetbaar
C
Makkelijk
D
Moeilijk

Slide 21 - Quiz

De A in SMART staat voor:
A
Associaal
B
Acceptabel
C
Asymetrisch
D
Amsterdam

Slide 22 - Quiz

De R in SMART staat voor:
A
Realistisch
B
Rommel
C
Reageren
D
Ruimte

Slide 23 - Quiz

De T in SMART staat voor:
A
Tijdelijk
B
Toepassen
C
Tegelijk
D
Tijdsgebonden

Slide 24 - Quiz

Maak nu zelf een doel en formuleer deze SMART

Slide 25 - Open question