Levensloop hoofdstuk 4 deel 1

Lesdoelen
- verschil tussen voorraadgrootheden en stroomgrootheden
- opofferingskosten bepalen in verschillende situaties
- vaststellen en rekenen met absolute en comparatieve voordelen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lesdoelen
- verschil tussen voorraadgrootheden en stroomgrootheden
- opofferingskosten bepalen in verschillende situaties
- vaststellen en rekenen met absolute en comparatieve voordelen

Slide 1 - Slide

4.1 Heb jij wel veel te kiezen?
- als baby / peuter / basisschoolleerling
- als middelbare scholier / als student
- als werkende / als gepensioneerde

Welke keuzes heb je in ieder fase?

Slide 2 - Slide

4.2 Je eerste inkomen
- zakgeld (voor 16 jarigen gemiddeld €6,25)
- kleedgeld
- bijbaan

Wat verdien jij? 

Slide 3 - Slide

Voorraad- & stroomgrootheden
  • Een voorraadgrootheid laat zien wat de waarde van iets op een bepaald moment is. Een voorbeeld is de hoeveelheid spaargeld die je op een bepaald moment hebt.
  • Een stroomgrootheid geeft de waardeverandering over een bepaalde periode weer. Een voorbeeld is de rente die je op je spaargeld krijgt.

Slide 4 - Slide

Voorraadgrootheid
Stroomgrootheid
Maandloon
Schuld aan de bank
Jaarlijkse aflossing van de hypotheekschuld
Aantal werklozen
Winst

Slide 5 - Drag question

4.3 Werken of doorleren
Waarom nog verder studeren na het VWO?

Langer doorstuderen = laatverdiener = investering in menselijk kapitaal = hogere verdiencapaciteit

Niet alleen goed voor de individu, maar ook voor de samenleving! Hoe? 



Slide 6 - Slide

Studeren kost geld
- Tienduizend euro per jaar (bron: NIBUD)
- Ga je lenen (ouders/DUO) of ben je al aan het sparen? 

Slide 7 - Slide

Studiefinanciering
Bestaat uit:

- basisbeurs (deze heeft iedereen)
- aanvullende beurs (hangt af van het inkomen van je ouders)
- lening ( kun je voor kiezen)
- collegegeldkrediet (alleen voor HBO en WO)

Slide 8 - Slide

Sociaal leenstelsel
Studenten op HBO en Universiteit kunnen geld lenen van de overheid

Slide 9 - Slide

4.4 Een gezin stichten
Wat kost een kind? 

- 110 000 euro over je leven
- kwart van je besteedbaar inkomen aan gezin

Slide 10 - Slide

Wel of geen kind? 
- 80 % kiest voor een kind
- Gemiddelde leeftijd is 30 jaar bij vrouwen 
- Kinderen kosten geld (kinderwagen, luiers, kinderkamer,etc)
- Kinderopvang!

Slide 11 - Slide

Kinderbijslag 
  • De overheid geeft de ouders/ verzorgers van kinderen kinderbijslag. 
  • Kinderbijslag is inkomen zonder tegenprestatie en wordt per kwartaal uitbetaald (= 4x per jaar).
  • Hoogte van de kinderbijslag is afhankelijk van leeftijd en aantal kinderen. 

Slide 12 - Slide

Kinderopvang toeslag
Het kabinet is gevallen vanwege de kinderopvangtoeslagenaffaire. ‘Kinderopvangtoeslag’ is geld dat ouders van de Belastingdienst kunnen krijgen om een deel van de kosten voor de opvang van hun kinderen mee te betalen. 

Slide 13 - Slide

Waarom krijgen hoger opgeleide vrouwen gemiddeld op latere leeftijd een eerste kind dan lager opgeleide vrouwen?

Slide 14 - Open question

Waarom kan een flexibel arbeidscontract een reden zijn om geen kinderen te krijgen?

Slide 15 - Open question

4.5 Taakverdeling in de huishouding
- Opgroeiende kinderen
- Meer of minder werken?
- Wie doet het huishoudelijk werk?

Slide 16 - Slide

Taakverdeling
- Rolverdeling heeft te maken met geldelijke opofferingskosten. Hoe hoger het inkomen, des te hoger de opofferingskosten van korter werken. 
- Als iedereen zich bezighoudt waar hij/zij goed in is, besteed je zo min mogelijk tijd aan het huishouden.

Slide 17 - Slide

Absoluut voordeel = de ene persoon kan een taak sneller of goedkoper uitvoeren.

Comparatief voordeel = iemand heeft een comparatief voordeel bij de taak waar hij in vergelijking met een ander het minst slecht in is.

Slide 18 - Slide

Tabel 4.12
Fatima is beter in alles. Echter Roy heeft een kleinere achterstand bij koken dan bij schoonmaken. Roy heeft een comparatief voordeel bij koken. 

Slide 19 - Slide