10 01 23 Start en Formuleren H2 en H4

HV 1Q
Welkom!
En de beste wensen 
voor 2023
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

HV 1Q
Welkom!
En de beste wensen 
voor 2023

Slide 1 - Slide


Wageningen 

drie kinderen


Mevrouw Daniels
Wageningen         Lidwien  Daniels
1967
- getrouwd & 
3 kinderen
-eerder bij bedrijven
gewerkt
India, Suriname, Israel, 
Zuid-Afrika, Costa Rica, Slovenië, Spanje; tien jaar
in België gewoond
wandelen /
lezen / nieuws /
spelletjes /
lekker eten...!

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van de les 
  • weet je WAT we in P3 tijdens lessen Nederlands gaan doen
  • heb je geleerd hoe je verwijst naar DE- en HET-woorden

Slide 3 - Slide

Programma vandaag

  • Leerdoelen Periode 3


  • Inloggen op LessonUp
  • Verwijswoorden 

    Slide 4 - Slide

     Periode 3
    1.  Lezen in je leesboek en keuzeopdracht voor de verwerking
    2.  Spreken en schrijven binnen het thema "Wat zou je doen met een miljoen?"
    3. Formatieve toets: posteropdracht presenteren (in groep)
    4. Summatieve toets: pitch (individueel)

    Slide 5 - Slide

     Leerdoelen P3
     Wat heb je nodig voor correct spreken en schrijven? 
    1. Verwijs- en signaalwoorden correct gebruiken
    2. Werkwoorden correct spellen
    3. Leestekens correct gebruiken
    4. Korte presentatie voorbereiden en houden
    5. Enthousiast presenteren

    Slide 6 - Slide

     Praktisch
    • Leerdoelen vind je in Teams / Bestanden / Lesmateriaal / P3
    • Opdrachten om in te leveren: Magister of Teams
    • Mij bereiken voor vraag: Teams
    • Huiswerk vind je op Magister, zie donderdag
    • Werkt Nieuw Ned Online niet? Dan werk je uit het boek en laat je mij je huiswerk zien 

    Slide 7 - Slide

     Praktisch
    • Altijd leesboek, laptop en schrift mee! 
    • Les gemist? Mijn lespresentaties vind je op LessonUp
    • Je meldt je aan met een link en met je voor- en achternaam en je Cals-e-mail en wachtwoord.
    • Ga naar Magister: https://LessonUp.app/invite/group/rsfsg

    Slide 8 - Slide

    Uitleg verwijswoorden

    Slide 9 - Slide

    Wat zijn de verwijswoorden...?


    • ....
    • De poes die ik zag, sprong snel weg.
    • Dit boek ligt nu thuis.
    • Haar fiets is gestolen.











      Slide 10 - Slide

      Verwijswoorden


      • ....
      • De poes DIE ik zag, sprong snel weg.
      • DIT boek ligt nu thuis.
      • HAAR fiets is gestolen.











        Slide 11 - Slide

        Vul in op je wisbordje: 
        1.  Mijn ouders en ik hebben oliebollen gebakken. .... vonden dat superleuk om te doen. 
        2. Het meisje .... ik zag lopen, is mijn klasgenoot.
        3. De regering heeft .... ministers uitgenodigd voor de Nieuwjaarsborrel

        Slide 12 - Slide

        Wat is wat?
        • de bal / het bal
        • de patroon / het patroon
        • de portier / het portier

        Slide 13 - Slide

        Verwijswoorden
        • Een verwijswoord verwijst (vaak) naar een eerder genoemd woord.
        • Voor de-woorden gebruik je een ander verwijswoord dan voor het-woorden:
        • De gymleraar die ons lesgeeft, is ziek.
        • Het feestje dat Maaike houdt, wordt leuk. 

        Slide 14 - Slide

        Welk woord ervóór?
        • Zelfst. nw met 'de': =>  DEZE, DIE
        • die caravan, deze meisjes
        • Zelfst. nw met 'het': => DAT, DIT
        • dat huis, dit cadeautje
        • als de 'bezitter' mannelijk is: zijn fiets
        • als de 'bezitter' vrouwelijk is: haar fiets
        • bij meervoud: hun fietsen

        Slide 15 - Slide

        Welk woord erachter?
        • Zelfst. nw met 'de': =>  DIE
        • de caravan die, de meisjes die
        • Zelfst. nw met 'het': => DAT
        • het huis dat

        Slide 16 - Slide

        Vul in: 
        • ..... jongen..... ik zie, zit in mijn klas.

        • ..... meisje .... geselecteerd is voor de wedstrijd, is mijn nichtje. 
        • De WK-wedstrijden .... Nederland gewonnen heeft, waren geweldig om te zien. 


        Slide 17 - Slide

        Lidwoorden
        • welke lidwoorden ken je?
        • de, het, een

        • de-woorden zijn OF mannelijk OF vrouwelijk
        • hoe weet je woorden mannelijk of vrouwelijk zijn?

        Slide 18 - Slide

        Vrouwelijke de-woorden

        • Logisch vrouwelijk: de mevrouw, de koningin, de koe
        • de koe en haar kalf, de mevrouw en haar hondje
        • ook vrw: woorden die eindigen op -heid, -nis, -ing, -ie,... (de verlegenheid, de gebeurtenis, de regering, de politie)
        • de regering en haar ministers

        • => dus het verwijswoord is HAAR

        Slide 19 - Slide

        Mannelijke de-woorden 

        •  logisch mannelijk: de agent, de koning
        • de stier en zijn kalf, de koning en zijn gemalin

        • overige woorden: opzoeken
        • de hoed en zijn veertje
        • => dus het verwijswoord is ZIJN

        Slide 20 - Slide

        Het-woorden: onzijdig

        • Het huis en zijn dak 

        • Het kind was de weg kwijt. Het bleef maar ronddwalen.
        • Het ezeltje knorde luid. Zijn maag was leeg.
        • => dus het verwijswoord bij HET-woorden is ZIJN

        Waarom leer je dit? 

        Slide 21 - Slide

        Welke vragen heb je nog?




        Zelfstandig werken
        Lezen: theorie Formuleren Hst 2 en Hst 4
        Maken: opdracht 2 en 3 Hst 2, opdr. 2 Hst 4



        timer
        15:00

        Slide 22 - Slide

        Volgende les: Formuleren verwijs- en signaalwoorden

        Slide 23 - Slide

        Wat heb je geleerd over verwijswoorden? 

        Slide 24 - Slide