3.1 Gaswisseling

Thema 3 Gaswisseling en uitscheiding
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Thema 3 Gaswisseling en uitscheiding

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Gaswisseling en uitscheiding:
Waar denk je aan/wat weet je al?

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Thema 3: Gaswisseling en Uitscheiding
Basisstof 1: Gaswisseling

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  1. Je kunt van delen van het ademhalingsstelsel de functies en kenmerken noemen.
  2. Je kunt beschrijven hoe zuurstof en koolstofdioxide door het bloed worden getransporteerd.
  3. Je kunt bij insecten en vissen beschrijven hoe ademhaling plaatsvindt.
BINAS: 83A, C, D, E

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Gaswisseling = opname en afgifte van gassen aan de lucht. Dit gebeurt in de longblaasjes.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoe komt lucht in je longen?
  1. Eerst komt de lucht in je neusholte of mondholte.
  2. Via de keelholte komt de lucht in je luchtpijp. In de wand van de luchtpijp zitten ringen kraakbeen.
  3. De luchtpijp splitst zich in twee luchtpijptakken, de bronchiën.
  4. In de longen verdeelt elke bronchie zich in kleinere buisjes, de bronchiolen (= luchtpijptakjes).
  5. Aan het einde van de luchtpijptakjes zitten de longblaasjes (= alveoli).

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Neusslijmvlies met trilhaarepitheel
Slijmlaag houden stoffen vast. Trilharen bewegen stoffen naar buiten.

Slide 7 - Slide

Neusslijmvlies heeft een aantal functies: 
  • kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers opvangen en afvoeren
  • lucht vochtig maken
  • lucht warm maken
  • lucht keuren op gevaarlijke stoffen (met reukzintuig)
In het neusslijmvlies vinden we ook de reukzintuigen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

Beweging trilharen verplaatsen slijm naar keelholte --> doorgeslikt.
Bijholten
De neusholte is verbonden met bijholten, welke ook slijm produceren, wat afgevoerd wordt door de neusholte. Bij verkoudheid zwelt het neus- en bijholteslijmvlies op, de uitgangen van de bijholten worden afgesloten en je hebt dat verstopte neus gevoel.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

Om de alveoli (longblaasjes) is een laagje vocht: alveolair vocht
Strottenhoofd met stembanden
Stembanden zijn stevige vliezen.
Deze vormen van klanken in samenwerking met tong, tanden, lippen, mondholte en de neus.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Bij diffusie verplaatst... zich van...
A
Water, van hoge naar lage concentratie
B
Water, van lage naar hoge concentratie
C
Een stof, van hoge naar lage concentratie
D
Een stof, van lage naar hoge concentratie

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Partiële druk: pO2 en pCO
  • Door diffusie verplaatst O2 zich:
alveolaire lucht --> alveolaire vocht --> longhaarvaten
  • Gedreven door partiële gasdruk (luchtdruk ) --> komt verderop 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoe verplaatst CO2 zich? 
Begin
Stap 2
Eind
Alveolaire lucht
Alveolaire vocht
Longhaarvaten

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Wet van Fick
BINAS 83A
Wet van Fick: n=D*A*(Δc/Δx)

Hoe groter het diffusieoppervlak, de diffusiecoëfficiënt en het concentratieverschil hoe groter de diffusiesnelheid.
Hoe groter de diffusieafstand hoe kleiner de diffusiesnelheid.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat ga je doen?
Lezen BS 1, blz. 116 - 119
Maken opdracht 1 t/m 5

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Transport van zuurstof

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

O2 bindt aan hemoglobine


HbO2 = oxyhemoglobine
Hb molucuul bestaat uit groot eiwit globine en 4 heemgroepen, met elk een ijzeratoom. Ijzer kan een zuurstofmolecuul binden.
CO2  wordt H+ en HCO3-
H+ bindt aan hemoglobine
HCO3- in bloedplasma
Hb laat O2 los
Transport O2

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Diffusie van gassen
Doordat zuurstof vooral bindt aan Hb in het bloedplasma rond de longblaasjes, blijft er altijd een concentratieverschil tussen het alveolaire vocht en het bloedplasma.
Dit is voordeling voor de diffusie!

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Transport CO2
  • Klein deel CO2 wordt door het bloedplasma vervoert. Longhaarvaten opgeloste CO2 vanuit bloedplasma naar alveolaire vocht.
  • Het grootste deel wordt als HCO3- vervoert. 



  • Rest wordt vervoerd door rode bloedcellen, begonden aan Hb.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Transport CO2
Van weefsel naar rode bloedcel
  • CO2 diffundeert naar  het bloedplasma en rode bloedcel
  • enzym koolzuuranhydrase koppelt H2O en CO2 tot H2CO3. Dit is onstabiel en valt uitelkaar in HCO3- en H+
  • HCO3-  gaat de rode bloedcel uit, Cl- komt erin (via een transporteiwit) --> lading blijft gelijk
  • H+ bindt aan hb waardoor O2 makkelijker los laat --> Bohr effect
  • O2 laat los van hb en diffundeert naar het weefsel
  • CO2 bindt aan hb
+ koolzuur-anhydrase

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Transport CO2
Van rode bloedcel naar longblaasje
  • CO2 diffundeert vanuit  rode bloedcel naar longblaasjes
  • concentratie CO2 in rode bloedcel daalt --> hierdoor splitst het enzym koolzuuranhydrase H2CO3 tot CO2 en H20
  • concentratie H2CO3  daalt --> hierdoor gaat HCO3- samen met H+ tot H2CO3 
  • HCO3-  in rode bloedcel daalt, daarom diffundeert van buitenaf HCO3- naar binnen en Cl- naar buiten (via transporteiwit)
  • H+ gaat naar HCO3-, gaat dus weg van hb, hierdoor kan )2 beter binden aan hb (concentratie H+ is gedaald, hierdoor splitst H+ af van hb waardoor O2 beter kan binden aan hb --> omgekeerde bohr effect)
  • O2 diffundeert de rode bloedcel in 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Video

This item has no instructions

Partiële druk: pO2 en pCO
0% Hb
100% HbO2

100% Hb
0% HbO2

Een klein beetje zuurstof lost op in bloedplasma, het grootste deel wordt geboden aan hemoglobine (Hb) in de rode bloedcellen.

Bij meer CO2 wordt makkelijker zuurstof afgegeven bij dezelfde zuurstofdruk.
Bohr-effect = hogere afgifte O2 door oxyHb vanwege hogere temperatuur of pCO2

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Situatie in longblaasjes 
(zuurstofopname van hemoglobine)
  • hoge pO2
  • lage pCO2
  • relatief lage temperaturen
  • relatief basisch milieu (hoge pH)
Situatie in andere weefsels
(zuurstofafgifte van hemoglobine)
  • lage pO2
  • hoge  pCO2
  • relatief hoge temperaturen (door dissimilatie)
  • relatief zuur milieu (lage pH)  (door veel CO2 van dissimilatie)

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Verzadigingskromme
zuurstofverzadiging = de waarde die aangeeft hoeveel procent van de hemoglobine in de rode bloedcellen zuurstof heeft gebonden.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Temperatuur
Bij een hogere temperatuur verschuift de curve naar rechts.

Bij hogere temperaturen wordt makkelijker zuurstof afgegeven.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

pCO2
Bij een hogere CO2 concentratie verschuift de curve naar rechts.

Bij meer CO2 wordt makkelijker zuurstof afgegeven.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

pH
Bij een lagere pH waarde verschuift de curve naar rechts.

In een zuurder milieu wordt makkelijker zuurstof afgegeven.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat is de O2 verzadiging in de bovenstaande situaties?
Gebruik Binas!!

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel % zuurstof wordt dus afgegeven aan de hartspier en aan het vetweefsel?

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Gaswisseling bij insecten
Sterk vertakte buizen 
(= tracheeën) die O2 tot aan de individuele cellen transporteren.  De opening van een trachee aan de buitenzijde van het lichaam heet een stigma 

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Tegenstroomprincipe

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

O2 en CO2 verplaatsen zich zo dat het verschil in druk in de longen en het bloed(plasma) zo klein mogelijk blijft.
Met welke term wordt een dergelijke verplaatsing van gasmoleculen aangegeven?
A
actief transport
B
difussie
C
osmose

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Gaswisseling bij vissen
Geen longen maar kieuwen

kieuw = kieuwboog met kieuwplaatjes. 

Plooien in kieuwplaatjes = kieuwlamellen.

Als water langs deze kieuwlamellen stroomt dan nemen de bloedvaatjes hierin daar zuurstof uit.

Gebruik van het tegenstroomprincipe

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Via welke vloeistof kunnen zuurstofmoleculen diffunderen naar de cellen?
A
Bloedplasma
B
Weefselvloeistof
C
Lymfe

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

De bron geeft schematisch een longblaasje met een longhaarvat van de mens weer. Vier plaatsen in het longhaarvat zijn aangegeven met P, Q, R en S. De pijlen geven de stroomrichting van het bloed aan.

Op welke van deze plaatsen bevindt zich zuurstof?
A
alleen op plaats R
B
alleen op de plaatsen Q en R
C
alleen op de plaatsen R en S
D
op de plaatsen P, Q, R en S

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen
  1. Je kunt van delen van het ademhalingsstelsel de functies en kenmerken noemen.
  2. Je kunt beschrijven hoe zuurstof en koolstofdioxide door het bloed worden getransporteerd.
  3. Je kunt bij insecten en vissen beschrijven hoe gaswisseling plaatsvindt en hoe zuurstof naar de cellen wordt vervoerd.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions