Oefentoets ecologie mavo

Oefentoets ecologie mavo
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Oefentoets ecologie mavo

Slide 1 - Slide

Golfstromen
Voor de westkust van Zuid-Amerika voert een golfstroom koel water aan met veel voedingszouten. Hierdoor is het zeewater rijk aan algen die deze zouten opnemen als voedingsstoffen. De algen zijn microscopisch kleine organismen met bladgroen. Ze vormen het voedsel voor sardines en ansjovissen. Deze vissen zijn voedsel voor dolfijnen, albatrossen en jan-van-genten. Er leven ook orka’s die op dolfijnen jagen.

Slide 2 - Slide

Vraag 1: Noteer een voedselketen bestaande uit vier schakels uit de informatie. (2p)

Slide 3 - Open question

Noteer een abiotische factor uit de informatie die invloed heeft op de overlevingskansen van organismen in het zeewater voor de kust van Zuid-Amerika. (1p)

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

De temperatuur van het zeewater voor de westkust van Zuid-Amerika wisselt voortdurend onder invloed van de golfstromen (zie afbeelding 1, vorige dia).

In welke periode was het verschil tussen de hoogste en de laagste temperatuur van het zeewater het grootst?
A
1982-1986
B
1986-1990
C
1998-2002
D
2010-2014

Slide 6 - Quiz

Golfstromen
Soms wordt de koele golfstroom voor de kust van Zuid-Amerika verdrongen door een warme stroom. Dit verschijnsel wordt El Niño genoemd. Het water van deze warme stroom bevat veel minder voedingszouten dan dat van de koele stroom. Dit heeft gevolgen voor de albatrossen en de jan-van-genten. Deze zeevogels vinden dan te weinig voedsel in zee en gaan op het vaste land op zoek naar voedsel.

Slide 7 - Slide

Leg uit waardoor deze zeevogels gebrek aan voedsel uit de zee krijgen. (2p)

Slide 8 - Open question

Ecosystemen
In een ecosysteem leven organismen die elkaar nodig hebben voor voedsel. Er is een energiestroom en een kringloop waarin voedingsstoffen worden doorgegeven. Energie wordt vastgelegd door planten en vervolgens via voedselketens doorgegeven aan andere organismen.
Afbeelding 2 geeft dit schematisch weer.

Slide 9 - Slide

In de cellen van de organismen in een ecosysteem wordt energie vrijgemaakt uit voedingsstoffen.

Hoe heet het proces waarbij die energie wordt vrijgemaakt? (1p)

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

In afbeelding 2 (vorige dia)stelt de letter X een groep organismen voor.

Behoren deze organismen tot de consumenten, tot de producenten of tot de reducenten? Leg je antwoord uit. (2p)

Slide 12 - Open question

Zonlicht staat aan het begin van de energiestroom in een ecosysteem. Planten leggen zonne-energie vast in glucose. Het schema hieronder stelt dit proces voor:
zonlicht + water + …(P)… → glucose + …(Q)…
Wat is P?

Slide 13 - Open question

Zonlicht staat aan het begin van de energiestroom in een ecosysteem. Planten leggen zonne-energie vast in glucose. Het schema hieronder stelt dit proces voor:
zonlicht + water + …(P)… → glucose + …(Q)…
Wat is Q?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

In afbeelding 3 staan drie diagrammen met gegevens over verschillende ecosystemen. De algen in algenbedden produceren per jaar meer energierijke stoffen per vierkante meter dan planten in tropische regenwouden. Toch is het aandeel van die algen in de totale productie op aarde heel klein.

Leg dit uit met behulp van de gegevens in de diagrammen. (1p)

Slide 16 - Open question

Insecten en het weer
Wespen jagen op andere insectensoorten, zoals muggen en vliegen. In de zomer van 2014 waren er maar weinig wespen. Door extreme regenval in het voorjaar waren veel wespennesten verdwenen. Ook spoelden door de regen veel vliegende wespen weg uit de lucht. Larven in de overgebleven nesten kregen niet voldoende voedsel, waardoor ze verhongerden.

Slide 17 - Slide

Noem een abiotische factor die volgens de informatie uit de bron van invloed is op de overlevingskansen van wespen. (1p)

Slide 18 - Open question

Als gevolg van de hoge temperaturen in de winter en het voorjaar waren er in de zomer van 2014 veel muggen.

Leg met behulp van de informatie uit wat een andere verklaring zou kunnen zijn voor het grote aantal muggen in de zomer van 2014. (2p)

Slide 19 - Open question

Insecten en het weer
Als de luchtdruk in de omgeving plotseling daalt, betekent dat vaak dat er slecht weer op komst is, zoals regen en storm. Onderzoekers vragen zich af of het veranderen van de luchtdruk van invloed is op het paringsgedrag van insecten. Ze onderzoeken het paringsgedrag van twee soorten insecten bij dalende, bij stabiele en bij stijgende luchtdruk. Afbeelding 4 geeft de resultaten weer.

Slide 20 - Slide

Bij welke soort heeft een dalende luchtdruk invloed op het paringsgedrag? (1p)
A
Geen van beide soorten
B
Aardappelbladluis
C
Eenstipgrasuil
D
Allebei

Slide 21 - Quiz

Koolmezen
Het aantal eieren dat koolmezen leggen, kan per nest sterk verschillen. Enkele biologen onderzoeken wat het verband is tussen het aantal jonge koolmezen in een nest en het gemiddeld gewicht van die jongen. De resultaten staan in het diagram van afbeelding 5.

Slide 22 - Slide

Uit de resultaten kan een conclusie worden getrokken om antwoord te geven op de onderzoeksvraag van de biologen.

Schrijf deze conclusie op. (1p)

Slide 23 - Open question

Geef een verklaring voor de resultaten van het onderzoek. (2p)

Slide 24 - Open question

Eik
Een eikenboom kan in de zomer vol zitten met eikenprocessierupsen. Sluipwespen zijn de natuurlijke vijand van deze rupsen. Sluipwespen zetten hun eitjes af in het lichaam van de rups. De larven van de sluipwesp eten de eikenprocessierupsen van binnenuit op. Sluipwespen zijn het voedsel van insectenetende vogels.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

In welke afbeelding is de piramide van aantallen op de juiste manier getekend? (tekst staat 2 dia's terug)
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 27 - Quiz

Hoe noem je een gebied met alle abiotische factoren en populaties die er leven?
A
ecosysteem
B
levensgemeenschap
C
populatie
D
biotoop

Slide 28 - Quiz

In een gebied leven konijnen en vossen.
Welke lijn laat de hoeveelheid konijnen zien?
A
Doorgetrokken lijn
B
Stippellijn

Slide 29 - Quiz

Welk dier is de teenganger?
A
1
B
2
C
3

Slide 30 - Quiz

Oleander
Oleanders zijn houtachtige planten die kunnen leven in droge gebieden waar het vele maanden niet regent. Na een hevige regenbui zakt het water snel weg in de grond. De bovenlaag van de bodem droogt daarna weer volledig uit.
In de afbeelding zijn vier typen wortelstelsels weergegeven. Ook de schaal van de tekeningen is aangegeven.

Slide 31 - Slide

Met welk type wortelstelsel kan een oleander het water van een regenbui snel opnemen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 32 - Quiz