VOLTOOID DEELWOORD 2tl/3tl/4tl

Het voltooid deelwoord van het werkwoord machen is
A
macht
B
gemacht
C
machen
D
gemachd
1 / 29
next
Slide 1: Quiz
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Het voltooid deelwoord van het werkwoord machen is
A
macht
B
gemacht
C
machen
D
gemachd

Slide 1 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord spielen is
A
gespielt
B
spielt
C
gespield
D
spield

Slide 2 - Quiz

Het voltooid deelwoord van werden is:
A
gewerden
B
geworden
C
gewert
D
gewerdet

Slide 3 - Quiz

Het voltooid deelwoord van haben is
A
gehabt
B
gehaben
C
gehast
D
gehabd

Slide 4 - Quiz

Het voltooid deelwoord van sein is:
A
gewest
B
gewezen
C
gewesen
D
geworden

Slide 5 - Quiz

Het voltooid deelwoord van essen is
A
geessen
B
gegest
C
gegessen
D
gegesen

Slide 6 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 7 - Quiz

Voltooid deelwoord van 'lernen'?
A
lernt
B
gelernt
C
geleerd
D
gelernd

Slide 8 - Quiz

Voltooid deelwoord van 'chatten'?
A
gechatten
B
gechat
C
gechattet
D
gechatted

Slide 9 - Quiz

Voltooid deelwoord van 'regnen'?
A
geregent
B
gregnet
C
geregend
D
geregnet

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de voltooide deelwoorden?

A
Freiheit
B
gebadet
C
geschrieben
D
heiß

Slide 11 - Quiz

Welke woorden zijn voltooid deelwoord
A
geholfen
B
Großmutter
C
toll
D
fotografiert

Slide 12 - Quiz

voltooid deelwoord van wohnen
A
gewohnt
B
gewohnd
C
gewonht
D
gewohnet

Slide 13 - Quiz

Voltooid deelwoord van gratulieren
A
gegratuliert
B
vergratuliert
C
gratuliert
D
grutijuisdfjkhsdfn

Slide 14 - Quiz

Voltooide deelwoord van diskutieren
A
diskutiert
B
gediskutiert
C
verdiskutiert
D
geverdiskutiert

Slide 15 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 16 - Quiz

Hoe maak je in het Duits het voltooid deelwoord ( zwak )?
A
stam + e van het werkwoord, ge- ervoor en -t erachter
B
stam van het werkwoord, ge- ervoor en -d erachter
C
stam van het werkwoord, ge- ervoor en -t erachter
D
stam van het werkwoord, gr- ervoor en -t erachter

Slide 17 - Quiz

uitzonderingen op de regel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden:
A
werkwoorden die op -ieren eindigen --> stam + t
B
werkwoorden die met be- , ver-, en er- beginnen --> stam+ t
C
beide bovenstaande zijn juist

Slide 18 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin
Er hat seine Hausaufgaben (machen) ... .
A
gemacht
B
gemachen

Slide 19 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
brechen
A
gebrechen
B
gebrochen
C
gebrecht
D
gebrocht

Slide 20 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
schlagen
A
geschlagen
B
geschlogen
C
geschlugen
D
geschliegen

Slide 21 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
schneiden
A
geschneiden
B
geschneden
C
geschnitten
D
geschneit

Slide 22 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
schießen
A
geschießt
B
geschußen
C
geschießen
D
geschossen

Slide 23 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
scheinen
A
gescheint
B
gescheinen
C
geschienen
D
geschonen

Slide 24 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van arbeiten
A
gearbeiten
B
gearbeitet
C
gearbeitest
D
gearbeit

Slide 25 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van springen?

Slide 26 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van lesen?

Slide 27 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van sprechen?

Slide 28 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van beginnen?

Slide 29 - Open question