VOLTOOID DEELWOORD II zwak

Hoe maak je in het Duits het voltooid deelwoord ( zwak )?
A
stam + e van het werkwoord, ge- ervoor en -t erachter
B
stam van het werkwoord, ge- ervoor en -d erachter
C
stam van het werkwoord, ge- ervoor en -t erachter
D
stam van het werkwoord, gr- ervoor en -t erachter
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Hoe maak je in het Duits het voltooid deelwoord ( zwak )?
A
stam + e van het werkwoord, ge- ervoor en -t erachter
B
stam van het werkwoord, ge- ervoor en -d erachter
C
stam van het werkwoord, ge- ervoor en -t erachter
D
stam van het werkwoord, gr- ervoor en -t erachter

Slide 1 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord machen is
A
macht
B
gemacht
C
machen
D
gemachd

Slide 2 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord spielen is
A
gespielt
B
spielt
C
gespield
D
spield

Slide 3 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 4 - Quiz

Voltooid deelwoord van 'lernen'?
A
lernt
B
gelernt
C
geleerd
D
gelernd

Slide 5 - Quiz

Welk woord is een voltooid deelwoord
A
Großvater
B
Großmutter
C
toll
D
gehabt

Slide 6 - Quiz

voltooid deelwoord van wohnen
A
gewohnt
B
gewohnd
C
gewonht
D
gewohnet

Slide 7 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin
Er hat seine Hausaufgaben (machen) ... .
A
gemacht
B
gemachen
C
gemachd
D
macht

Slide 8 - Quiz

Ich habe tolle Ferien ... (haben)
A
gehaben
B
gehat
C
habt
D
gehabt

Slide 9 - Quiz

Bist du schon mal in Berlin ...? (sein)
A
gewest
B
geseint
C
gewesen
D
waren

Slide 10 - Quiz