steunles vwo 3

Functies van tekstgedeelten

  • Alinea's of groepjes alinea's hebben bepaalde bedoelingen (= functie tekstgedeelte).
  • Hierbij kun je denken aan bewijs,  gevolgen,  oorzaak, opsomming en toelichting.


Tip: bekijk goed de kernzin en signaalwoorden, die kunnen je hierbij helpen.


1 / 24
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Functies van tekstgedeelten

  • Alinea's of groepjes alinea's hebben bepaalde bedoelingen (= functie tekstgedeelte).
  • Hierbij kun je denken aan bewijs,  gevolgen,  oorzaak, opsomming en toelichting.


Tip: bekijk goed de kernzin en signaalwoorden, die kunnen je hierbij helpen.


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Tekststructuren
Teksten kunnen op verschillende manieren worden opgebouwd.

De manier waarop een tekst wordt opgebouwd
noem je de tekststructuur

De tekststructuur kun je bepalen door te bekijken wat de schrijver doet in de inleiding, het middenstuk en het slot.

Slide 3 - Slide

Tekststructuren
Er zijn verschillende tekststructuren. Op de volgende slides worden tekststructuren toegelicht.

  • Voordelen- en nadelenstructuur
  • Verschijnsel- en verklaringstructuur
  • Verschijnsel- en besprekingstructuur
  • Probleem- oplossingstructuur
  • Bewering- en argumentatiestructuur

Slide 4 - Slide

Voordelen- en nadelenstructuur
Inleiding
De schrijver noemt een probleem of verschijnsel.

Middenstuk
De schrijver noemt voor- en nadelen van het probleem of het verschijnsel.

Slot
De schrijver trekt een conclusie of vat de tekst samen.

Slide 5 - Slide

Verschijnsel- en verklaringstructuur
Inleiding
De schrijver noemt een verschijnsel.

Middenstuk
De schrijver geeft verschillende verklaringen voor het verschijnsel

Slot
De schrijver doet een aanbeveling (geeft een advies) en/of vat de tekst samen.

Slide 6 - Slide

Verschijnsel-en-besprekingstructuur

Inleiding
De schrijver noemt een verschijnsel.

Middenstuk
De schrijver bespreekt verschillende kanten van het verschijnsel.

Slot
De schrijver vat de tekst samen. 

Slide 7 - Slide

Probleem-en-oplossingstructuur

Inleiding
De schrijver geeft een beschrijving van een probleem.

Middenstuk
De schrijver noemt verschillende oplossingen voor het probleem.

Slot
De schrijver maakt een afweging of doet een aanbeveling.

Slide 8 - Slide

Bewering-en-argumentatiestructuur

Inleiding
De schrijver doet een bewering.

Middenstuk
De schrijver geeft argumenten bij zijn bewering.

Slot
De schrijver trekt een conclusie.

Slide 9 - Slide

Argumenteren
Een schrijver gebruikt argumenten om zijn mening te onderbouwen of aannemelijk te maken.
Met een argument geeft hij aan waarom hij iets vindt.
voorbeeld
Ik vind dat de overheid maatregelen moet nemen tegen obesitas, want 25% van de jeugd heeft al verschijnselen van obesitas.

Slide 10 - Slide

Argumenteren
Argumenten zijn te verdelen in objectieve en subjectieve argumenten.

Objectieve argumenten zijn gebaseerd op controleerbare feiten als onderzoeksresultaten of uitspraken.

Subjectieve argumenten zijn gebaseerd op geloof, gevoel of vermoedens.

Slide 11 - Slide

Feitelijk argument
Uitleg
Een feit kun je controleren. Onderzoeksgegevens zijn altijd feitelijke argumenten.
voorbeeld
Het is goed dat de politie appende fietsers beboet, want er gebeuren te veel ongelukken. Van je talent ontdekken word je gelukkig. Dit blijkt uit een groot onderzoek onder jongeren van 12t/m 18jaardoor onderzoeksbureau Motivaction.

Slide 12 - Slide

Ervaringsargument
uitleg
De schrijver gebruikt een voorval dat hij zelf écht heeft beleefd.
De ervaring is niet eenmalig.
voorbeeld
Tijdens het reizen is een e-reader een uitkomst, want je hebt in een klein apparaat al je boeken tot je beschikking.

Slide 13 - Slide

Gezagsargument
uitleg
Iemand die een autoriteit is op een bepaald gebied als argument gebruiken.
Het moet dan wel gaan om feiten.
voorbeeld
De verfilming van het boek Tonio is een meesterlijk stukje werk, want de beste recensenten schrijven lovend over de film.

Slide 14 - Slide

Nut of (on)gewenst
gevolg
uitleg
Met het argument legt de schrijver het nut of (on)gewenste gevolg uit.
Het argument moet wel een gevolg zijn van wat in de stelling staat.
De inhoud is gebaseerd op feiten.
voorbeeld
Nederland moet meer windmolenparken bouwen, omdat we volgens het Europees akkoord meer hernieuwbare energie moeten produceren.

Slide 15 - Slide

Veronderstelling/ vermoeden
uitleg
Het argument is gebaseerd op algemeen aanvaarde opvattingen of onderzoeken.
voorbeeld
We moeten massaal overstappen op herbruikbare energie, want de fossiele brandstoffen raken op en zijn zeer vervuilend.

Slide 16 - Slide

Vergelijkingsargument
uitleg
Het argument is een vergelijking. De vergelijking moet wel opgaan, dus twee gelijke zaken moeten zijn vergeleken.Wat wordt vergeleken moet gebaseerd zijn op feiten en niet op gevoelens, geloof of meningen.
voorbeeld
Het is belachelijk dat ik een te-laatbriefje moet halen.Vorige week was Clement ook 5 minuten te laat bij u en hij mocht zonder briefje binnenkomen.

Slide 17 - Slide

Emotioneel argument
uitleg
Het argument is gebaseerd op een gevoel of een intuïtie.
Dit soort argumenten is heel persoonlijk en dus subjectief.
voorbeeld
Het interview met de schrijver van het verfilmde boek was zeer emotioneel, want tijdens het luisteren stroomden de tranen over mijn wangen.

Slide 18 - Slide

Moreel argument
uitleg
Het argument is gebaseerd op
persoonlijke (levens)overtuiging
of idealen. Dit is een subjectief argument.
voorbeeld
Jongeren moeten geen vlees eten, want dan doe je mee aan dierenmishandeling.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
Lees tekst 6 'adoptie-advies RSJ is slecht onderbouwd' (boek Op niveau blz.184)

Maak daarna de vragen op slide 22 t/m

Slide 21 - Slide

1. Schrijf in je eigen woorden op wat bedoeld wordt met een stellig advies. (r. 3)

Slide 22 - Open question

2. Schrijf in je eigen woorden op wat bedoeld wordt met een rabiaat advies. (r. 3)

Slide 23 - Open question


Slide 24 - Open question