15.1 Energiestromen

H15 Kwetsbare ecosystemen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H15 Kwetsbare ecosystemen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

15.1 Leerdoelen
Je kunt omschrijven of en zo ja waarom een ecosysteem kwetsbaar is.
Je weet hoe de energiestroom loopt in een voedselketen.
Je kunt het verschil tussen foto-autotroof en chemo-autotroof uitleggen.
Je kunt beredeneren waarom er energie verloren gaat in een voedselketen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Kenmerken hoofdstuk
Niet veel nieuwe concepten, verdieping op V4 stof 
Complexiteit zit in de contexten en grafieken/ tabellen/ modellen
Maak de opdrachten uit de methode om daar mee te oefenen
In het examen komen vaak ecologievragen voor

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Link

Uitleg over eutrofiëring (op biologiepagina.nl)
Energie in ecosystemen
Aan de basis van ecosystemen staan de producenten.
Die zijn in staat om zelf energierijke organische stoffen te vormen uit anorganische stoffen.
Organische stoffen zijn stoffen met C-H bindingen (koolhydraten, vetten, eiwitten). 
Anorganische stoffen zijn alle andere stoffen (zoals water, CO2, NH3)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Producenten 
Fotosynthese:
6 CO2 + 6 H2O + zonlicht ->  C6H12O6 (glucose) + 6 O2
Planten en sommige bacteriën zijn foto-autotroof
Autotroof: in staat zelf organische stoffen te maken uit anorganische stoffen.
Foto-autotroof: met behulp van energie uit zonlicht.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Chemo-autotroof
Sommige bacteriën zijn chemo-autotroof: in staat om organische stoffen te maken uit anorganische stoffen met behulp van energie uit een chemische reactie.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Foto-autotrofe organismen voeren fotosynthese uit, welk proces voeren chemo-autotrofe organismen uit?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Chemosynthese voorbeelden
Bacterie Nitrosomonas (nitrietbacterie)
     2NH3 + 3 O2 ➝ 2 NO2-  + 2 H2O + 2 H+  + energie
Bacterie Nitrobacter (nitraatbacterie)
     2NO2-  + O2 ➝ 2 NO3-  + energie
Met de energie die vrijkomt wordt uit CO2 en water glucose gevormd.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

In welke kringloop spelen de nitrietbacterie en de nitraatbacterie een belangrijke rol?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Heterotrofe organismen
Organismen die voor hun energie aangewezen zijn op andere organismen noem je heterotroof: consumenten.
Een deel van de organische stoffen uit hun voedsel gebruiken ze als bouwstof.  Een ander deel gebruiken ze als brandstof. Daarbij gaat een deel van de energie verloren in de vorm van warmte.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Reducenten
Aan het einde van de voedselketen staan reducenten.
Dit zijn de organismen die de organische stoffen uit dode consumenten en producenten omzetten naar anorganische stoffen (en daar hun energie uit halen). 
Reducenten zijn schimmels en bacteriën.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Link

Meer uitleg over voedselketen, trofische niveaus en piramides van aantallen en biomassa en een eenvoudig energiestroomschema en accumuleren van persistente stoffen. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

vraag energiestromen
bekijk de afbeelding op de volgende slide en Binas 93A2

Een ecoloog bepaalt de energiestromen bij organismen in een rivier. De efficiëntie waarmee planten met energie omgaan is Pp/I; bij herbivoren is dat Ph/Pp.

Wie gaan efficiënter om met energie, planten of herbivoren? Geef je berekening weer in procenten.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Antwoord energiestromen
De herbivoren.
Pp van planten is 63 kJ/m2/dag, hun I is 6300 kJ/m2/dag. De efficiëntie van planten is dus 0,01 = 1%.
Ph van herbivoren is 6,3 kJ/m2/dag, de Pp is 63kJ/m2/dag. De efficiëntie van herbivoren is dus 0,1 oftewel 10%.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Vraag energiesstromen
De waarde van N is in de rivier 18% van Pp. Dat is lager dan de N in een bos (21%).

Leg uit dat de herbivoren in een rivier meer van de planten eten dan de herbivoren in een bos.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Antwoord energiestromen
In een bos hebben de planten meer houtige delen dan in een rivier. Hout is over het algemeen niet aantrekkelijk voor planteneters. In een rivier valt dus relatief meer te eten.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions