What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Werkwoordspelling quiz
Tekst
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 3
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Tekst
Slide 1 - Slide
ww- spelling stappenplan
Slide 2 - Slide
1. Wat is de persoonsvorm (pv) en het werkwoordelijk gezegd (gez.)?
Maaike heeft gisterenavond laat de notulen verstuurd?
A
heeft & verstuurd
B
heeft & heeft verstuurd
C
heeft, laat
D
verstuurd en notulen
Slide 3 - Quiz
2. Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Tijdens het gesprek lichtte Jimmy zijn werkervaring toe.
A
lichtte
B
lichtte toe
C
tijdens het gesprek
D
werkervaring
Slide 4 - Quiz
3. Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Hij is aan het overleggen over een aanpassing in de ontslagprocedure.
A
is aan het overleggen
B
is overleggen
C
is over de ontslagprocedure
D
aanpassing in de ontslagprocedure
Slide 5 - Quiz
4. De roddels ...... (verspreiden - verleden tijd)
zich snel door de school.
A
verspreid
B
verspreide
C
verspreidde
D
verspreidden
Slide 6 - Quiz
5. Wij ...... (kopen - verleden tijd)
zoveel, omdat hij daar altijd veel van ...... (eten - verleden tijd)
A
kochten, eet
B
kochten, at
C
kochtten, at
D
kochtten, eet
Slide 7 - Quiz
6. Wij ...... (juichen - verleden tijd)
nadat ons favoriete team had (scoren- voltooid deelwoord)
A
juichte, gescoort
B
Juichten, gescoort
C
Juichte, gescoord
D
Juichten, gescoord
Slide 8 - Quiz
7. Wij (feesten - voltooid deelwoord) tot laat in de nacht .
A
hebben gefeesd
B
feestten
C
feestte
D
hebben gefeest
Slide 9 - Quiz
8. Lachen (tegenwoordig deelwoord) om de grap, verslikken (verleden tijd) hij zich.
A
lachent
B
lachend, verslok
C
lachend, verslikte
D
lachent, verslikten
Slide 10 - Quiz
9. De studenten ......... het eindfeest ...........
(Organiseren - voltooid deelwoord)
A
hebben georganiseert
B
organiseren
C
organiserend
D
hebben georganiseerd
Slide 11 - Quiz
10. (Zingen - tegenwoordig deelwoord) ...... in de douche (vergeten - verleden tijd) ...... ze de tijd.
A
zingend, vergeet
B
zingend, vergat
C
zingen, vergat
Slide 12 - Quiz
11. De kinderen ...... (rennen - verleden tijd) door de tuin, ...... (spelen - tegenwoordig deelwoord) met hun nieuwe bal.
A
rende, spelent
B
rennen, spelent
C
rende, spelend
D
renden, spelend
Slide 13 - Quiz
12. Zet het werkwoord in de juiste tijd?
Vanaf volgende maand (halveren) ons bedrijf de voorrijkosten
A
halveerde
B
halveert
C
zal halveren
D
halveerd
Slide 14 - Quiz
13. Bij het volgende werkoverleg (besteden) jan tijd aan het nieuwe menu
A
besteed
B
besteedt
C
besteedde
Slide 15 - Quiz
14. Is de volgende zin juist of onjuist ?
Beantwoordt jij de email nog voor het einde van de dag.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quiz
15. Is de volgende zin juist of onjuist?
Gisteravond begeleidde de zorgmedewerker de man naar zijn kamer
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quiz
16. Hij (botsen- verleden tijd) tegen het paaltje tijdens het (inparkeren - infinitief).
A
botste, inparkerend
B
botsde, inparkeren
C
botste, inparkeren
D
botsten, inparkeren
Slide 18 - Quiz
17. Ik heb me, na een week overwerken, (beklagen) over mijn werktijden
A
beklaagt
B
beklaagd
C
gebeklaagd
D
geklaagd
Slide 19 - Quiz
18. Vroeger (houden van ) ..... ik .... hageslag op mijn croissant en nu (houden) ..... ik ..... meer van jam
A
hield ik van & houdt ik
B
houdde ik van, houd ik van
C
hield ik van, houd ik
Slide 20 - Quiz
Engelse werkwoorden
Laat de Engelse
uitgangs-e
staan als je anders uitspraakproblemen krijgt:
saven: ik save – jij savet, ik savede, ik heb gesaved
Engelse werkwoorden die je op zijn Nederlands uitspreekt, krijgen geen dubbele medeklinker:
grillen – grilde – gegrild.
Als werkwoorden op zijn Engels worden uitgesproken, dan houden ze de dubbele medeklinker:
paintballen – paintballde – gepaintballd.
Slide 21 - Slide
18. Morgen (checken) mijn collega of de email al is (beantwoorden).
A
checkt, beantwoord
B
checked, beantwoord
C
checkt, beantwoordt
D
checked, beantwoordt
Slide 22 - Quiz
19. De cursusleider (inzoomen) op de juiste antwoorden die de studenten gaven
A
zoomd in
B
zoomden in
C
Zoomt in
D
zoomde in
Slide 23 - Quiz
20. Hij ...... (grillen - verleden tijd) het varken op het spit
A
grilde
B
grillde
C
grilt
D
grillt
Slide 24 - Quiz
21. Tijdens het bedrijfsuitje hebben zij (volleyballen voltooid deelwoord)
A
gevolleybald
B
gevolleybalt
C
gevolleyballed
D
gevolleyballt
Slide 25 - Quiz
22. Tegenwoordig worden er veel series ......... (streamen)
A
gestreamd
B
gestreamt
C
gestreamed
D
gestreamet
Slide 26 - Quiz
23. Gisteren hebben we de inbraakschade bij de verzekering (claimen)
A
geclaimd
B
geclaimt
C
geclaimet
D
geclaimed
Slide 27 - Quiz
24. (downloaden) eerst het document en sla het dan meteen op.
A
download
B
downloadt
Slide 28 - Quiz
25. Omdat ik niet naar mijn stage wilde gisteren, (faken) ik een griepje
A
fakete
B
fakede
C
fakette
D
fakedde
Slide 29 - Quiz
25. De gemiddelde student ...... (gamen)vier uur per dag
A
gamed
B
gamet
Slide 30 - Quiz
Slide 31 - Slide
Verder oefenen
Taalverzorging - trainers
Slide 32 - Slide
More lessons like this
Werkwoordspelling: voltooid deelwoord en Engelse werkwoorden
September 2021
- Lesson with
35 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Werkwoordspelling Fashion: Engelse werkwoorden
September 2023
- Lesson with
24 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Werkwoordspelling: les 9 Engelse werkwoorden + herhaling
December 2022
- Lesson with
22 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Werkwoordspelling: les 9 Engelse werkwoorden + herhaling
October 2021
- Lesson with
26 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
MSS4V1 Werkwoordspelling: volt dw, engelse ww.
April 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Werkwoordspelling: Engelse werkwoorden + oefenen in Taalblokken
September 2022
- Lesson with
24 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
2.4 en 2.5 Engelse werkwoorden en mix
June 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Werkwoordspelling: voltooid deelwoord en Engelse werkwoorden
November 2021
- Lesson with
35 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1