Feit: waar of niet waar (onwaar feit = ook een feit)
Mening of standpunt: wat iemand vind
Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, lijkt mij, mijns inziens, naar mijn mening
Argument: daarmee leg je uit, waarom je een bepaalde mening hebt
Signaalwoorden: want, omdat, namelijk en immers
Slide 7 - Slide
Wat is een standpunt?
A
Een mening over iets.
B
Een onderbouwing.
C
Een argument.
D
Het ergens niet mee eens zijn.
Slide 8 - Quiz
Staat hier een feit, mening of argument?
Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 9 - Quiz
Frozen is een kinderachtige film.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 10 - Quiz
Staat hier een feit, mening of argument?
Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 11 - Quiz
In deze chocoladetaart zit suiker.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 12 - Quiz
Het signaalwoord 'want' kondigt een ......... aan
A
argument
B
mening
C
conclusie
Slide 13 - Quiz
[Ik ben van mening dat blind eten een sterk concept is], want zo ervaren mensen op een ongewone manier hoe het is om een visueel handicap te hebben.
A
Argument
B
Standpunt
Slide 14 - Quiz
9) Wat is het argument bij de mening: 'Daarom vind ik dat ons onderwijs niet goed is ingericht voor de ontwikkeling van ieder talent.' (al. 3)? Alinea 3 volgt hierna.
A
We houden er te weinig rekening mee dat de samenleving ieder talent keihard nodig heeft
B
Bedrijven staan te springen om jonge werknemers die een vak hebben geleerd.
C
In de zorg is er nog steeds een grote vraag naar handen aan het bed, in plaats van naar 'hoofden'.
D
Er wordt geen argument bij dat standpunt gegeven.
Slide 15 - Quiz
Huiswerk
Ga naar Nieuw Nederlands online, Planning: Lezen H4 en maak de opdrachten (1 en 2) die klaarstaan.