H4 Lezen: feiten, meningen en argumenten
Feit: waar of niet waar (onwaar feit = ook een feit)
Mening of standpunt: wat iemand vind
Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, lijkt mij, mijns inziens, naar mijn mening
Argument: daarmee leg je uit, waarom je een bepaalde mening hebt
Signaalwoorden: want, omdat, namelijk en immers