De docent heeft het hele jaar Nederlands aan de onderbouw. gegeven.
- Tijdproef: De docent had het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. Het werkwoord dat van tijd veranderd is de persoonsvorm --> had = verleden tijd van heeft
De docent heeft het hele jaar Nederlands aan de onderbouw. gegeven.
- Getal: De docenten hadden het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. Het werkwoord dat met de meervoud van het ONDERWERP mee veranderd is de persoonsvorm --> docenten = meervoud van docent(O) - hebben = meervoud van heeft --> zo vind je dus meteen het onderwerp!
De docent heeft het hele jaar Nederlands aan de onderbouw. gegeven.
- Vraag: Heeft de docent het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven? --> Heeft komt vooraan te staan
De persoonsvorm onderstreep je en je zet het woord tussen strepen.
De docent | heeft | het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven.