Communicatie 19 overtuigen

Communicatie 19 overtuigen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Communicatie 19 overtuigen

Slide 1 - Slide

Programma
-Huiswerk controleren + nakijken
10 min
-Herhalen spelling en interpunctie
10 min
-Overtuigen
15 min
-Oefenen


35 min


Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet op welke manieren je invloed kunt uitoefenen, wat een betoog is en uit welke elementen het bestaat;
  • Je kan standpunten en argumenten herkennen in een betoog en feitelijke van waarderende uitspraken onderscheiden;
  • Je kan uitleggen hoe een auteur zijn standpunt ondersteunt en argumenten bedenken bij een gegeven standpunt;
  • Je kan kritisch naar een betoog kijken en zelf argumenten, tegenargumenten en weerleggingen gebruiken in een betoog. 

Slide 3 - Slide

Huiswerk controleren + nakijken
In Classroom staat een mapje met de titel "antwoorden". 
In dat mapje zie je de antwoorden van de gemaakte opdrachten van vorige week. 
Kijk zelf je werk (goed) na. 

Slide 4 - Slide

Beschrijf de regel van 't kofschip.

Slide 5 - Open question

Wat is het verschil tussen het voltooid en het onvoltooid deelwoord?

Slide 6 - Mind map

Sleep het woord naar de juiste meervoudsvorm
meervouden met een -s
meervouden op 's
pinda
repetitie
menu
paraplu
pyjama
bezem

Slide 7 - Drag question

Wat is de juiste meervoudsvorm? 
Sleep het zelfst.nw naar de juiste plek. 
zn met meervoud +en
zn op +ën
zn met s eraan vast
zn met 's
orchidee

fooi
race
display
havik
amfibie
kiwi
café
zebra
fantasie

Slide 8 - Drag question

Zijn er vragen over de volgende spellingsregels?
Werkwoordspelling (tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooide tijd, onvoltooide tijd);
Het schrijven van Engelse werkwoorden;
Meervoudsvorming;
Bijvoeglijk naamwoord (verbogen, onverbogen, stoffelijk, deelwoord als bijvoeglijk naamwoord);
Trappen van vergelijking;
Samenstellingen;
Hoofdletters;
Leestekens. 

Slide 9 - Slide

Overtuigen
Blz 102-103
Argumenteren --> de ander proberen te overtuigen. 
Standpunt --> waar je de ander van wilt overtuigen. 
Argumenten --> uitspraken die een mening of standpunt ondersteunen. 
Argumentatie/betoog/redenering --> alle argumenten bij elkaar om je standpunt te ondersteunen. 
Tegenargument --> uitspraak die laat zien waarom een standpunt onjuist of minder aanvaardbaar is. 
Weerlegging --> een uitspraak om een argument te ontkrachten. 
Feitelijke uitspraak --> uitspraak die vast te stellen is of het waar of onwaar is. 
Waarderende uitspraak --> behelst een oordeel. 

Slide 10 - Slide

De schoolleiding adviseert met nadruk ...
A
standpunt
B
argument

Slide 11 - Quiz

Ik vind het een goed voorbeeld van een slechte aanpak.
A
standpunt
B
argument

Slide 12 - Quiz

Aangezien we beperkt plaats hebben,...
A
standpunt
B
argument

Slide 13 - Quiz

... is dan ook niet nodig.
A
standpunt
B
argument

Slide 14 - Quiz

Vandaar dat u op mij moet stemmen.
A
standpunt
B
argument

Slide 15 - Quiz

Kortom: het is de beste maatregel op dit moment.
A
standpunt
B
argument

Slide 16 - Quiz

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Communiceren paragraaf 19 opdracht 5, 6, 7, 10, 11, 12, 15 en 16. 
Hoe?
Oefenboek blz 94-97.
Handboek blz 102-103.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 16:05.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Huiswerk volgende les, zie Magister. 

Slide 17 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet op welke manieren je invloed kunt uitoefenen, wat een betoog is en uit welke elementen het bestaat.
Je kan standpunten en argumenten herkennen in een betoog en feitelijke van waarderende uitspraken onderscheiden.
Je kan kritisch naar een betoog kijken en zelf argumenten, tegenargumenten en weerleggingen gebruiken in een betoog. 
Je kan uitleggen hoe een auteur zijn standpunt ondersteunt en argumenten bedenken bij een gegeven standpunt.

Slide 18 - Drag question