Communicatie 19 overtuigen

Communicatie 19 overtuigen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Communicatie 19 overtuigen

Slide 1 - Slide

Programma
-Controleren + nakijken huiswerk
20 min
-Herhalen interview
10 min
-Overtuigen
25 min
-Zelfstandig oefenen

20 min


Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Ik weet op welke manieren je invloed kunt uitoefenen, wat een betoog is en uit welke elementen het bestaat.
  • Ik kan standpunten en argumenten herkennen in een betoog en feitelijke van waarderende uitspraken onderscheiden.
  • Ik kan uitleggen hoe een auteur zijn standpunt ondersteunt en argumenten bedenken bij een gegeven standpunt.
  • Ik kan kritisch naar een betoog kijken en zelf argumenten, tegenargumenten en weerleggingen gebruiken in een betoog.

Slide 3 - Slide

Huiswerk controleren + nakijken
In Classroom staat een mapje met de titel "antwoorden". 
In dat mapje zie je de antwoorden van de gemaakte opdrachten van afgelopen les. 
Kijk zelf je werk (goed) na. 

Slide 4 - Slide

Wat kan een interviewer doen om goede antwoorden te krijgen? Noem drie manieren.

Slide 5 - Open question

Interview

Interview --> een vraaggesprek.
Open interview --> de geïnterviewde krijgt de ruimte om zijn eigen antwoorden te formuleren. 
Gestructureerde interviews --> de vragen en antwoordmogelijkheden en de volgorde liggen min of meer vast. 

Slide 6 - Slide

Leg uit waarom het voor zogeheten 'influencers' belangrijk is dat het aantal 'volgers' op hun kanaal duidelijk zichtbaar in beeld is.

Slide 7 - Open question

Overtuigen
Blz 102-103
Argumenteren --> de ander proberen te overtuigen. 
Standpunt --> waar je de ander van wilt overtuigen. 
Argumenten --> uitspraken die een mening of standpunt ondersteunen. 
Argumentatie/betoog/redenering --> alle argumenten bij elkaar om je standpunt te ondersteunen. 
Tegenargument --> uitspraak die laat zien waarom een standpunt onjuist of minder aanvaardbaar is. 
Weerlegging --> een uitspraak om een argument te ontkrachten. 
Feitelijke uitspraak --> uitspraak die vast te stellen is of het waar of onwaar is. 
Waarderende uitspraak --> behelst een oordeel. 

Slide 8 - Slide

Gisteren lukte het je ook al niet: stop er nou maar mee!
Drugs moeten helemaal gelegaliseerd worden. Dan daalt de criminaliteit. 
argument + standpunt 
standpunt + argument 

Slide 9 - Drag question

De film is blijkbaar afgelopen, 
de bioscoop is al leeggestroomd.
ARGUMENT 
STANDPUNT

Slide 10 - Drag question

Je mag doorrijden,
het licht staat op groen.
ARGUMENT 
STANDPUNT

Slide 11 - Drag question

Wat is het standpunt/ argument(en)?

Slide 12 - Open question

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Communiceren paragraaf 19 opdracht 5, 8, 9, 10 en 19.
Hoe?
Oefenboek blz 94-97.
Handboek blz 102-103.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 16:05.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Huiswerk volgende les, zie Magister. 

Slide 13 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Ik weet op welke manieren je invloed kunt uitoefenen, wat een betoog is en uit welke elementen het bestaat.

Ik kan standpunten en argumenten herkennen in een betoog en feitelijke van waarderende uitspraken onderscheiden.
Ik kan kritisch naar een betoog kijken en zelf argumenten, tegenargumenten en weerleggingen gebruiken in een betoog.
Ik kan uitleggen hoe een auteur zijn standpunt ondersteunt en argumenten bedenken bij een gegeven standpunt. 

Slide 14 - Drag question