What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Spelling - vmbo 2/3 spelling herhaling (ww)spelling
Spelling
Klas 2/3 intro
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 2,3
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Spelling
Klas 2/3 intro
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Ik heb geoefend met werkwoordspelling.
Ik kan het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen.
Ik weet wanneer ik verwijswoorden met -n of zonder -n schrijf.
Ik kan woorden met een r-klank en p-klank goed spellen.
Slide 2 - Slide
Wat weet je nog
over werkwoordspelling?
Slide 3 - Mind map
Weet je nog hoe je de persoonsvorm kunt vinden in een zin?
Ja
Nee
Slide 4 - Poll
Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
Slide 5 - Slide
Onderwerp
Een mens, dier of ding.
Je kunt het onderwerp in een zin vinden door te vragen:
Wie of wat + persoonsvorm?
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Werkwoordspelling
De regel voor de persoonsvorm is:
Bij jij/je: gebruik je ik-vorm + t.
Dus: ik
lees
, hij
leest
, jij
leest
| ik voetbal, hij voetbalt, jij voetbalt.
Slide 8 - Slide
Je = jij
Als je het woord 'je' kunt vervangen door 'jij' dan is 'je' het onderwerp:
Word
je rijk? -
Hier kan je 'je' vervangen door 'jij'. (Dus: je schrijft ik-vorm)
Wordt
je broer rijk? -
Hier kan je 'je' niet vervangen door 'jij'. (Dus: je schrijft ik-vorm + t)
Slide 9 - Slide
Jij/je achter persoonsvorm
Staat jij/je achter de persoonsvorm? Dan schrijf je de ik-vorm.
Voorbeeld
Ik
loop
.
Jij
loopt.
Loop
jij? (Hier verdwijnt de -t dus)
Slide 10 - Slide
Let op!
Je hoort niet altijd of er een -t geschreven moet worden.
Voorbeeld
Ik word ziek.
Jij wordt ziek.
Word jij ziek?
Slide 11 - Slide
Tip
Als je twijfelt of je een -t moet toevoegen, vervang dan het woord door lopen.
Als je dan een -t hoort, dan schrijf je een -t achter de ik-vorm.
Slide 12 - Slide
Voorbeeld 1
Je wordt boos.
Ik word boos - jij wordt boos - word jij boos?
Loop je (boos)? -> geen -t
Vervang het woord door lopen (het wordt dan wel een rare zin, maar je hoort wel of je een -t moet gebruiken of niet)
Slide 13 - Slide
Kies het woord dat op de stippellijn hoort:
'... je croissantjes van de Aldi lekker?'
A
Vind
B
Vindt
C
Vint
D
Vinden
Slide 14 - Quiz
Kies het woord dat op de stippellijn hoort:
'... je spelling ook zo saai?'
A
Vind
B
Vindt
C
Vint
D
Vinden
Slide 15 - Quiz
Kies het woord dat op de stippellijn hoort:
'... je docent de kaasbroodjes van de Jumbo lekker?
A
Vind
B
Vindt
C
Vint
D
Vinden
Slide 16 - Quiz
Zelfstandig naamwoord
Wat is een zelfstandig naamwoord ook al weer?
Dat zijn dieren, mensen of dingen.
Tip
: je kunt voor een zelfstandig naamwoord een lidwoord zetten.
Lidwoord: de, het, een
Slide 17 - Slide
Spelling meervoud zelfstandige naamwoorden
Bij de meeste woorden schrijf je
en
of
s
achter het enkelvoud
Soms moet je een klinker weghalen of een medeklinker toevoegen.
Als er een verkeerde uitspraak kan ontstaan, schrijf je
’s
.
Als het woord eindigt op
ee
, schrijf je ën erachter.
Slide 18 - Slide
Voorbeelden
Bij de meeste woorden schrijf je
en
of
s
achter het enkelvoud.
School - scholen
Broodje - broodjes
Actie - acties
Soms moet je een klinker weghalen of een medeklinker toevoegen.
Vraag - vragen
Sok - sokken
Kat - katten
Slide 19 - Slide
Voorbeelden
Als er een verkeerde uitspraak kan ontstaan, schrijf je
’s
.
Oma - oma's
Piano - piano's
Hobby - hobby's
Als het woord eindigt op
ee
, schrijf je ën erachter.
Zee - zeeën
Fee - feeën
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Video
Verkleinwoorden
Bij de meeste woorden voeg
je -je, -tje
of -
pje
toe.
Bij woorden die eindigen op
-ng
schrijf je -
nkje
of
-etje
.
Bij woorden die eindigen op een lange klank, verdubbel je de klinker.
Bij woorden die eindigen op een
-i
, schrijf je
ietje
.
Bij woorden die eindigen op
-y
na een medeklinker, schrijf je
’
tje
(met apostrof).
Bij afkortingen met letters of cijfers schrijf je
’je
of
’
tje
(met apostrof).
Slide 22 - Slide
Stel één vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 23 - Open question
Slide 24 - Slide
More lessons like this
Blok 3 spelling les 2
January 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
TV H5 WW spelling
April 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 3
3. Spelling - vmbo 3 - Blok 3
January 2022
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 3
Spelling - vmbo 3 kader- Blok 3
February 2022
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 3
werkwoordspelling les 3
December 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Via Vooraf thema 1 hoofdstuk 1: moeilijke woorden
September 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Spelling - les 3
January 2022
- Lesson with
14 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Spelling persoonsvorm in de vt
June 2019
- Lesson with
25 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1