This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Formuleren 1.3
Nederlands
Slide 1 - Slide
Lesplanning
Theorie-uitleg
1.1 t/m 1.3 afmaken
Oefentoets maken
Oefentoets bespreken
Slide 2 - Slide
Met wie / waarmee, over wie / waarover?
Naar dieren en dingen verwijs je met waar + voorzetsel (waarvan, waarmee, waarover). Het voorstel waarover we spraken, is aangenomen.
Naar mensen verwijs je met voorzetsel + wie (van wie, over wie). Mijn mentor, met wie ik heb overlegd, vindt mijn voorstel goed.
Slide 3 - Slide
Is een woord mannelijk of vrouwelijk?
Mannelijke en vrouwelijke woorden hebben allebei het lidwoordde.
Vrouwelijke verwijswoorden: zij, ze en haar Mannelijke verwijswoorden: hij, hem en zijn
Helaas kun je vaak niet ‘weten’ of een de-woord mannelijk of vrouwelijk is. Je moet het dan opzoeken.
Veel vrouwelijke woorden zijn te herkennen aan een bepaalde uitgang. Zo zijn woorden op -heid, -ing en -tie vrouwelijk.
Slide 4 - Slide
Het-woorden
Het-woorden, zoals team, bedrijf en koor, zijn onzijdig. Als je ernaar terugverwijst gebruik je het of zijn.
Het bedrijf heeft besloten dat het akkoord gaat met de wijzigingen.
Dat team is fantastisch: we nodigen het altijd uit om mee te denken!
Ons koor is trots op zijn dirigent.
Slide 5 - Slide
Plaatsnamen
Ook plaatsnamen zijn onzijdig! (Amsterdam en zijn grachten)
Tenzij:
Als de naam van een stad, gemeente, land of werelddeel wordt gebruikt in combinatie met een woord als stad, gemeente, land of werelddeel, richt het bezittelijk voornaamwoord zich naar dat woord.
De gemeente Breda en haar inwoners (het woord gemeente is vrouwelijk).
Slide 6 - Slide
Samenhang in je tekst
Hoe breng je samenhang in je tekst?
Slide 7 - Slide
Eerst vertel ik welke soorten luchtvervuiling er zijn, dan vertel ik over de oorzaken van luchtvervuiling, dan over de gevolgen en dan over de manieren waarop luchtvervuiling nu wordt aangepakt en dan vertel ik welke aanpak het best werkt.
Slide 8 - Open question
3. Pas op met lange zinnen!
Niet langer dan 15 woorden!
Slide 9 - Slide
Het bedrijf waar ik stage loop heet Jansen en het bedrijf is in Utrecht waar het bedrijf 150 medewerkers heeft en de medewerkers zijn verdeeld over drie afdelingen.
Slide 10 - Open question
Maak 1.1 t/m 1.3 + oefentoets
Halverwege de tweede les gaan we de oefentoets bespreken.