Oefentoets H7

Wat wordt bedoeld met
'de vraag naar arbeid'
A
Mensen die willen gaan werken
B
Mensen die werk zoeken
C
Alle banen bij de bedrijven en overheid
D
Bedrijven en overheid die mensen zoeken.
1 / 36
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat wordt bedoeld met
'de vraag naar arbeid'
A
Mensen die willen gaan werken
B
Mensen die werk zoeken
C
Alle banen bij de bedrijven en overheid
D
Bedrijven en overheid die mensen zoeken.

Slide 1 - Quiz

Waar komt het aanbod van arbeid vandaan?

A
arbeiders
B
arbeidsverdeling
C
beroepsbevolking
D
arbeidsmarkt

Slide 2 - Quiz

Jan is 33 jaar en is werkloos. Hoort hij bij de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Jelle is 14 jaar en bezorgt kranten.
Hoort hij bij de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Moos is 15 jaar en is vakkenvuller.
Hoort hij bij de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Het UWV helpt bij het zoeken naar een baan en bij het aanvragen van een uitkering.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

De werkloosheid ontstaat als er meer arbeidskrachten zijn dan arbeidsplaatsen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Bij een tekort op de arbeidsmarkt zijn er te veel ....
A
banen.
B
werknemers.
C
werkzoekenden.
D
werklozen.

Slide 8 - Quiz

Door de opening van nieuwe winkels kregen veel werkzoekenden weer
een betaalde baan. Voor sommige mensen is het ontvangen van loon niet
de enige reden om te werken.
Noem behalve loon een andere reden voor mensen om te werken.

Slide 9 - Open question

De arbeidsmarkt is het geheel van de vraag naar arbeid
en het aanbod van arbeid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Frits is eigenaar van een snackbar en leest het krantenstukje over de
nieuwe frietautomaat. Hij overweegt een personeelslid te vervangen door
zo’n frietautomaat.

Hoe wordt het vervangen van arbeid door deze computergestuurde
frietautomaat genoemd?
A
arbeidsproductiviteit
B
arbeidsverdeling
C
automatisering

Slide 11 - Quiz

Geregistreerde

Verborgen
Tijdelijk
Langdurig
Frictiewerkloosheid

Seizoenswerkloosheid

Regionale

Slide 12 - Drag question

Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
A
regionale werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid

Slide 13 - Quiz

Wat is een andere naam voor een betaalde baan?

Slide 14 - Open question

Wat is het verschil tussen geschoold en ongeschoold werk?

Slide 15 - Open question

Noem twee voorbeelden van seizoenswerkloosheid

Slide 16 - Open question

Noem een voorbeeld van een leidinggevende functie

Slide 17 - Open question

In de supermarkt zijn er steeds meer nieuwe apparaten aangeschaft, hierdoor stijgt het aantal klanten. Is dit nadelig of voordelig voor de werkgelegenheid?

Leg je antwoord uit

Slide 18 - Open question

Uit hoeveel personen bestaat de beroepsbevolking?
A
8,69 miljoen
B
9,00 miljoen
C
12,51 miljoen
D
12,82 miljoen

Slide 19 - Quiz

Werkgelegenheid is hetzelfde als
A
de totale vraag naar arbeid
B
het totale aanbod van arbeid
C
arbeidsplaatsen
D
vacatures

Slide 20 - Quiz

De beroepsbevolking is hetzelfde als
A
de totale vraag naar arbeid
B
het totale aanbod van arbeid
C
arbeidsplaatsen
D
vacatures

Slide 21 - Quiz

Wie heeft er een uitvoerende functie?
A
Docent
B
Onderwijsmanager
C
Directeur
D
Voorzitter van de Raad van Bestuur

Slide 22 - Quiz

Op welke manier verandert de vraag naar arbeid?
Er worden meer zonnepanelen verkocht dan verwacht
Er ontstaat een vacature omdat een docent een andere baan heeft.
Supermarkten stappen steeds meer over op zelfscankassa's
Stijgt
Daalt
Blijft gelijk

Slide 23 - Drag question

Bij de volgende vraag!
Stel, jij bent eigenaar van een bedrijf dat zonnepanelen plaatst en je bent op zoek naar een werknemer. Er solliciteren twee mensen bij je:
1. Een jonge sollicitant zonder werkervaring in de techniek maar met relevant mbo diploma
2. Een oudere sollicitant met werkervaring in de techniek maar zonder relevant mbo diploma

Slide 24 - Slide

Welke sollicitant zou je aannemen? Beargumenteer waarom je deze sollicitant aan zou nemen. Geef minstens twee redenen.

Slide 25 - Open question

Wat is "concurrentie"?
timer
0:45

Slide 26 - Open question

Bedrijfstijd verlenging
Parttime baan
Bijscholing
Omscholing
arbeiders werken korter
Het bedrijf blijft langer open
Je gaat terug naar school, om een ander beroep te leren
Je gaat terug naar school, wat je geleerd had is verouderd.

Slide 27 - Drag question

Een kledingverkoper volgt een opleiding over modekleuren.
Een gymleraar volgt een opleiding over tot belastingadviseur
Een automonteur leert hoe je werkt met elektrische auto's
Bijscholing
Omscholing

Slide 28 - Drag question

Wat is een arbeidsovereenkomst?
A
Een groep bedrijven die hetzelfde doen
B
Werk bij een uitzendbureau
C
Een afspraak tussen werkgever en werknemer.
D
Een afspraak tussen klant en verkoper

Slide 29 - Quiz

Wat is het verschil tussen een CAO (collectieve arbeidsovereenkomst) en een arbeidsovereenkomst (contract)
A
CAO is wettelijk verplicht, contract niet
B
CAO geldt voor alle werknemers en een contract is individueel
C
Werkgevers hoeven zich niet aan een CAO te houden
D
In een contract staan alleen primaire arbeidsvoorwaarden

Slide 30 - Quiz

Jouw werkgevers is verplicht jou een vast contract te geven.
Het minimumloon is een arbeidsvoorwaarde die is vastgelegd in de wet. 
Over bepaalde arbeidsvoorwaarden kun je onderhandelen.
Onjuist
Juist

Slide 31 - Drag question

Arbeidsovereenkomst
CAO
De arbeidsvoorwaarden voor een bedrijfstak
De afspraken die jouw werkgever met jouw maakt
Het aantal werkuren bij een voltijdbaan
Vakbonden spelen hierbij een belangrijke rol

Slide 32 - Drag question

In de …............................… staan arbeidsvoorwaarden 
die gelden voor iedereen 
in een bepaalde ….................…, 
zoals het onderwijs of de 
glastuinbouw. 
arbeidsovereenkomst
arbeidsvoorwaarden
cao
bedrijfstak
vacatures
vakbonden

Slide 33 - Drag question

Een proeftijd is
A
een periode waarin je baas of jij de baan kunnen opzeggen.
B
tijd om te proeven!
C
de tijd die je aan dierproeven moet besteden.
D
een gesprek over hoe je het doet.

Slide 34 - Quiz

Wat is een vakbond?
A
Een organisatie die opkomt voor de belangen van werkgevers.
B
Een organisatie die opkomt voor de belangen van rijken.
C
Een organisatie die opkomt voor de belangen van armen.
D
Een organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers.

Slide 35 - Quiz

Wat is een werkgeversorganisatie?
A
Werkgeversorganisatie maken van werkgevers werknemers
B
Werkgeversorganisaties is een organisatie die de belangen van een werkgever behartigd
C
Werkgeversorganisaties zijn er voor werknemers
D
werkgeverorganisatie is een organisatie dat werkgevers opleid

Slide 36 - Quiz