Spreekwoorden

Spreekwoorden
1 / 35
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 35 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spreekwoorden

Slide 1 - Slide

Lesdoel
  • Aan het eind van de les weet je wat spreekwoorden zijn
  •  Aan het eind van de les ken je 15 spreekwoorden

Slide 2 - Slide

Wat zijn spreekwoorden?
  • Korte uitspraken met een wijsheid
  • Moedigen goed gedrag aan
  • Figuurlijk, dus niet letterlijk

Slide 3 - Slide

Waarom gebruiken we spreekwoorden?

  • Veel gebruikt in de Nederlandse taal
  • Hoort bij de Nederlandse cultuur

Slide 4 - Slide

De appel valt niet ver van de boom

Antwoord A: De appels zijn zwaar dus vallen van de boom

Antwoord B: Kinderen lijken vaak op hun ouders

Slide 5 - Slide

Antwoord B

Slide 6 - Slide

Wie A zegt moet ook B zeggen

Antwoord A: Als je er eenmaal aan begonnen bent moet je het ook afmaken

Antwoord B: Je kan niet kiezen tussen antwoord A of B

Slide 7 - Slide

Antwoord A

Slide 8 - Slide

Niet geschoten is altijd mis

Antwoord A: Met schieten moet je goed richten

Antwoord B: Als je het niet probeert gaat het zeker niet lukken

Slide 9 - Slide

Antwoord B

Slide 10 - Slide

Een goed begin is het halve werk

Antwoord A: Als je heel snel begint ben je later klaar

Antwoord B: Als je goed begint zal het later makkelijker zijn

Slide 11 - Slide

Antwoord B

Slide 12 - Slide

Vele handen maken licht werk

Antwoord A: Als je een klusje samendoet zal het makkelijker en sneller gaan

Antwoord B: Als je een klusje samendoet zal het langzamer gaan

Slide 13 - Slide

Antwoord A

Slide 14 - Slide

De kat uit de boom kijken

Antwoord A: Even afwachten wat er gebeurt voordat je zelf in actie komt

Antwoord B: Kijken naar een kat in de boom

Slide 15 - Slide

Antwoord A

Slide 16 - Slide

Nu komt de aap uit de mouw

Antwoord A: De waarheid wordt duidelijk, iemands ware bedoeling

Antwoord B:  Er komt een aap uit iemand zijn mouw

Slide 17 - Slide

Antwoord A

Slide 18 - Slide

Een ezel stoot in het gemeen niet tweemaal aan dezelfde steen

Antwoord A: Een ezel heeft zich gestoten aan een steen

Antwoord B: Mensen maken niet vaak dezelfde fout een tweede keer

Slide 19 - Slide

Antwoord B

Slide 20 - Slide

Een gegeven paard moet je niet in de bek kijken

Antwoord A: Je mag een paard nooit in de bek kijken

Antwoord B: Als je een cadeau krijgt mag je nooit klagen

Slide 21 - Slide

Antwoord B

Slide 22 - Slide

Jong geleerd, oud gedaan

Antwoord A: Hoe eerder je iets kunt, hoe beter je het later zult kunnen

Antwoord B: Als je later iets leert, leer je het meest

Slide 23 - Slide

Antwoord A

Slide 24 - Slide

Door het oog van de naald kruipen

Antwoord A: Op het nippertje ontsnappen

Antwoord B: Een draad door het oog van de naald halen

Slide 25 - Slide

Antwoord A

Slide 26 - Slide

Als er één schaap over de dam is volgen er meer

Antwoord A: Als iemand iets nieuws probeert, durft de rest ook

Antwoord B: Als er één schaap op de dam staat, dan gaan alle schapen over de dam

Slide 27 - Slide

Antwoord A

Slide 28 - Slide

Ieder huisje heeft zijn kruisje

Antwoord A: Ieder huisje heeft een kruisje op het dak

Antwoord B: Er mankeert overal wel iets

Slide 29 - Slide

Antwoord B

Slide 30 - Slide

Iemand iets in de schoenen schuiven

Antwoord A: Iets in iemands schoenen stoppen

Antwoord B: Iemand anders de schuld geven

Slide 31 - Slide

Antwoord B

Slide 32 - Slide

Een oogje in het zeil houden

Antwoord A: Iets in de gaten houden

Antwoord B: Goed opletten tijdens het zeilen

Slide 33 - Slide

Antwoord A

Slide 34 - Slide

Zelf aan de slag

Slide 35 - Slide