literaire begrippen klas2V

Welkom! 
- Pak je schrift, leesboek, oefenboek, handboek, pen
- Ga rustig op je plek zitten
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom! 
- Pak je schrift, leesboek, oefenboek, handboek, pen
- Ga rustig op je plek zitten

Slide 1 - Slide

Lezen
  • 10 minuten
  • in stilte
  • huiswerk open voor je neer leggen (ik kom langs om te controleren)
timer
10:00

Slide 2 - Slide

literaire begrippen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Personages
*hoofdpersoon
*bijpersonen

Slide 5 - Slide

kenmerken:
* je komt veel te weten
*uitgebreide beschrijvingen
*veel emoties
*niet voorspelbaar
*je leert ze echt kennen

Slide 6 - Slide

Bijfiguren:
Eenvoudig beschreven, summier, wel aandacht voor het uiterlijk. Vaak of leuk of niet, slecht of goed: ze helpen de hoofdpersoon of JUIST niet. Stereotyp.

Slide 7 - Slide

Literatuur
Verzamelnaam voor fictionele teksten die een ‘diepere laag’ hebben. Belangrijke kenmerken zijn:
- Originaliteit (zowel in stijl als in de inhoud van een verhaal)
- Complexe karakters (ze ontwikkelen zich vaak ook
- Onvoorspelbaar
- Zet je aan het nadenken

Slide 8 - Slide

Genres

Slide 9 - Slide

Thema
Eigenlijk: de hoofdgedachte van een verhaal
De dieperliggende boodschap
Je moet het verhaal doorgronden om te kunnen vertellen wat een thema is

Slide 10 - Slide

Cliffhanger
Moment of situatie, bijvoorbeeld in een verhaal, film of televisieprogramma, meestal net voor een onderbreking, waarop of waarin er iets onverwachts gebeurt waarbij de spanning zeer groot is en waarvan de afloop onduidelijk is. In een verhaal kan dit dus ook aan het einde van een hoofdstuk zijn.

Slide 11 - Slide

Motief
Iets wat zich herhaalt, een terugkerend aspect.
Vaak zijn het woorden zoals:
- Schuld
- Liefde
- Bedrog
Maar het kan ook een object zijn.
Het geeft een patroon aan in een verhaal .

Slide 12 - Slide

Perspectief:

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Vertelperspectief
• Ik (vertellend/belevend)
 
• Personale verteller (hij/zij)

• Alwetende verteller

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Wat betekent chronologisch?
A
hoe lang het verhaal duurt qua tijd
B
in welke tijd het speelt
C
De werkelijkheid verloopt in een vaste volgorde
D
Sprongen naar voren en terug

Slide 17 - Quiz

Wat verstaan we onder ' vertelde tijd'?
A
De tijdsduur, dus een week een maand etc.
B
hoe dik het boek is
C
een tijdsprong

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Met 'moraal van het verhaal' wordt bedoeld:
A
dat iedereen energiek is
B
dat de schrijver een filosoof is
C
dat er een boodschap, een wijze les in zit

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

levensonderwerpen.....
THEMATIEK

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Ik jaloers? whahahahahahaha
hahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahhahahahahahahahahahahahahahahahahawhaahahahahahahahahahah
JA.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Deze begrippen kennen. Hanteren en toepassen. 
Opdracht als oefening:
We lezen een stukje uit ' Moordvrienden'. Markeer, onderstreep/in de kantlijn ...alle literaire begrippem die je tegenkomt. Ik help je op weg.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Beoordelingswoorden
Met behulp van beoordelingswoorden kan je je mening geven over het verhaal en over de personages. Over een verhaal kan je bijvoorbeeld zeggen dat het meeslepend is of dat het makkelijk leest. Over een personage kan je bijvoorbeeld zeggen dat hij/zij geheimzinnig of volwassen is. Als je een beoordelingswoord gebruikt moet je altijd uitleggen waarom voor dit specifieke woord gekozen hebt. Deze uitleg wordt het argument genoemd.

Slide 31 - Slide

Voorbeelden
Ik vind het verhaal leerzaam, want er worden veel feiten genoemd over de Tweede Wereldoorlog. Zo wordt er bijvoorbeeld verteld hoe de Duitsers Nederland binnenvielen.

Ik vind het verhaal spannend, want de hoofdpersoon zit in het verzet. Vooral de eerste keer dat zij een Duitser mee moest lokken, zat ik op het puntje van mijn stoel.

Slide 32 - Slide

Voorbeelden

Slide 33 - Slide

Ruimte:
* plaatsen waar het verhaal zich afspeelt
* tijdstippen en het WEER!
ZO bepaalt hij de SFEER in het verhaal

Soms klopt de ruimte bij het verhaal, soms ook niet......

Slide 34 - Slide