HA1: grammatica: bijwoordelijke bepaling en bijwoord

Grammatica
bwb en bw
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica
bwb en bw

Slide 1 - Slide

Doel:

Je kunt de bijwoordelijke bepaling in de zin benoemen


Je kunt de bijwoorden in de zin benoemen

Slide 2 - Slide

bijwoordelijke bepaling

bwb


grammatica zinsontleding

Slide 3 - Slide

intro
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) kan in een zin staan, maar dat hoeft niet. Er kunnen ook meerdere bijwoordelijke bepalingen (bwb) in een zin staan. 

Slide 4 - Slide

regel

 Bijwoordelijke bepalingen (bwb) zijn makkelijk te vinden, we noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’.

Alles wat je overhoudt na het benoemen, noem je bwb. Bijwoordelijke bepalingen zijn vaak plaatsen of tijden, maar het kan van alles zijn.


Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de volgende vragen: waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.

Slide 5 - Slide

Hoe zat het ook alweer?

pv = zin vragend maken, werkwoord dat vooraan staat is pv

wg = alle werkwoorden uit de zin

ow = wie (wat) + pv

lv = (wie) wat + pv + ow

mv = aan wie/wat + pv + ow


Slide 6 - Slide

Hij heeft aan Sanne voor haar verjaardag een cadeau gegeven.
pv = ?

Slide 7 - Open question

Hij heeft aan Sanne voor haar verjaardag een cadeau gegeven.
wg = ?

Slide 8 - Open question

Hij heeft aan Sanne voor haar verjaardag een cadeau gegeven.
ow = ?

Slide 9 - Open question

Hij heeft aan Sanne voor haar verjaardag een cadeau gegeven.
lv = ?

Slide 10 - Open question

Hij heeft aan Sanne voor haar verjaardag een cadeau gegeven.
mv = ?

Slide 11 - Open question

Hij heeft aan Sanne voor haar verjaardag een cadeau gegeven.
bwb = ?

Slide 12 - Open question

bwb = ?

De training begint om vijf uur
A
de training
B
begint
C
om vijf uur

Slide 13 - Quiz

bwb = ?
Vanwege de vogelpest is dit gebied afgesloten.
A
vanwege de vogelpest
B
dit gebied
C
afgesloten

Slide 14 - Quiz

bwb = ?

De verlenging zal een half uur duren.
A
de verlenging
B
een half uur
C
zal duren

Slide 15 - Quiz

bwb = ?
De meeste druiven komen uit Frankrijk.
A
de meeste druiven
B
komen
C
uit Frankrijk

Slide 16 - Quiz

bwb = ?
De stratenmaker heeft zijn hele leven hard gewerkt.
A
zijn hele leven
B
hard
C
heeft gewerkt
D
de stratenmaker

Slide 17 - Quiz

bijwoord

bw


grammatica woordsoorten

Slide 18 - Slide

bijwoord
  • geven een plaats aan: hier, er, daar, rechts, ergens, nergens
  • geven een tijd aan: nu, soms, plotseling, 's morgens, gauw, vanavond, daarna
  • zijn woorden als: wel, toch, ook, nog, immers, niet, misschien
  • zijn vraagwoorden als: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee en hoe. (Verwar het bijwoord niet met het vragend voornaamwoord)

  • Slide 19 - Slide

    bijwoord
    kunnen iets zeggen over:
    • een werkwoord: De scooter rijdt hard.
    • een ander bijwoord: Hij heeft zijn test bijzonder slecht gemaakt.
    • een bijvoeglijk naamwoord: Er liggen erg zieke mensen in een ziekenhuis.

    Slide 20 - Slide

    bw = ?

    Vandaag heb ik zeer hard gewerkt
    A
    vandaag
    B
    heb
    C
    hard
    D
    zeer

    Slide 21 - Quiz

    bw = ?
    Wij kwamen gisteren plotseling in een sneeuwstorm terecht.
    A
    gisteren
    B
    plotseling
    C
    sneeuwstorm
    D
    terecht

    Slide 22 - Quiz

    bw = ?
    Stratenmakers hebben een erg zwaar beroep.
    A
    hebben
    B
    erg
    C
    zwaar
    D
    beroep

    Slide 23 - Quiz

    bw = ?
    Morgen is hier een bijeenkomst met leerlingen.
    A
    morgen
    B
    hier
    C
    bijeenkomst
    D
    met

    Slide 24 - Quiz

    Wat vind je nog lastig aan de bijwoordelijke bepaling?

    Slide 25 - Open question

    Wat vind je nog lastig aan de bijwoorden?

    Slide 26 - Open question