§ 7 werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen

§ 7 werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen. 

Leerdoelen:
- Ik kan zelfstandige werkwoorden, koppel- en hulpwerkwoorden herkennen in samengestelde zinnen. 
1. Stillezen                           
2. Instructie                        
3. Zelfstandig werken    
4. Afsluiting                          

Maak § 7 opdracht 1 t/m 6. 
Klaar? Kijk de opdrachten na!
- extra online opdrachten
- online trainen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

§ 7 werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen. 

Leerdoelen:
- Ik kan zelfstandige werkwoorden, koppel- en hulpwerkwoorden herkennen in samengestelde zinnen. 
1. Stillezen                           
2. Instructie                        
3. Zelfstandig werken    
4. Afsluiting                          

Maak § 7 opdracht 1 t/m 6. 
Klaar? Kijk de opdrachten na!
- extra online opdrachten
- online trainen

Slide 1 - Slide

Waar (staan) / niet waar (zitten)
Om het onderwerp te vinden, stel je jezelf de vraag:
Wie/Wat + pv. 

Slide 2 - Slide

Waar

Slide 3 - Slide

Waar / niet waar
Het werkwoordelijk gezegde (wg) zegt wat iemand of iets is of wordt. 

Slide 4 - Slide

Niet waar.
Het wg bestaat uit alle werkwoorden van de zin. 
Het wg zegt wat het onderwerp doet. 

Slide 5 - Slide

Waar / niet waar
Zijn, worden, blijven, blijken, lijken en schijnen zijn koppelwerkwoorden. 

Slide 6 - Slide

Waar

Slide 7 - Slide

Waar / niet waar
Een zinsdeel is een zinsdeelzin als er een persoonsvorm in staat. 

Slide 8 - Slide

Waar

Slide 9 - Slide

Waar / niet waar
Een zelfstandig werkwoord (zww) geeft aan wat het onderwerp doet: slapen, zingen, voetballen. 

Slide 10 - Slide

Waar

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Huiswerk
§ 7 ww benoemen in samengestelde zinnen moet af op   

Maak opdracht: 
1 t/m 6. 

Leerdoelen:
- Ik kan zelfstandige werkwoorden, koppel- en hulpwerkwoorden herkennen in samengestelde zinnen. 



 

Slide 13 - Slide